Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander, Rocco Ostermann

Opinie

Sommigen hebben gewoonweg hun kop niet mee

Er loopt een stoffig uitziende man door Arnhem, met een ingedeukte slaphangende cowboyhoed op zijn hoofd. Twee aangelijnde herdershonden draven rustigjes voor hem uit. Het is een man wiens blik verraadt dat hij wat te verbergen heeft en ik vermoed dat hij de honden ooit ter protectie heeft aangeschaft. Nou moet ik ook wel zeggen dat hij zijn hoofd niet mee heeft. Sommigen zien er nu eenmaal uit als vileine boeven uit een spaghettiwestern.

Wanneer je je hoofd niet mee hebt, dan hoeft dat niet perse een probleem te zijn natuurlijk, maar wanneer je om geld bedelt omdat je verslaafd bent, dan heb je met zo’n hoofd wel een uitdaging van formaat. Non-verbale kwaliteiten en een vrolijke glimlach, daar kan je namelijk een heel eind mee komen. Zo niet de altijd hevig transpirerende man, die de kalende broer zou kunnen zijn van Kees van Kootens typetje De vieze man en die tevens is ‘gezegend’ met een paar ogen als pisgaten in de sneeuw. 

Ik geef toe, dat klinkt niet erg vriendelijk, maar qua beschrijving, gelooft u me, is het uitermate accuraat. ‘Heeft u een muntje voor mij?’ zegt hij meestal, maar zijn gezichtsuitdrukking is schichtig, bijna angstig. Hij kijkt, alsof er elk moment een vuurwerkbom kan afgaan. Ik zie hem al jaren en ik heb nog nooit waargenomen dat ook maar iemand hem iets gaf. Op zijn voorhoofd lijkt ‘mislukt’ te zijn gefronst en zelfs in de vraag naar dat ene muntje zit een evidente zweem van ‘maar dat zal je me toch wel niet geven.’ Moedeloos, is wel een woord dat ik op deze onfortuinlijke meneer kan plakken. Ja, ik weet het, het is zijn eigen schuld, de verslaving, maar ik heb medelijden met hem. Op de bodem van de samenleving is het keihard. Zeker als je je kop niet mee hebt.

Maar er zijn er ook, die gewoon raddraaiende rotzakjes zijn. Vanmorgen genoot ik buiten op een bankje van de lentezon toen er een kerel aan kwam lopen die kwaadaardigheid uitzweette. Hij droeg een kapsel als een stofwolk die dertig jaar in een hoekje van een zolder had liggen groeien en hij had een blik bier in zijn hand, dat hij verwachtingsvol naar zijn mond bracht. Er kwam geen druppel uit. Het blik was tot op de bodem leeg en hij smeet ‘t bozig richting de vuilcontainer maar ‘t belandde in de heg er pal achter. Zijn eigen blik echter was vol van irritatie. 

Toen zag hij mij. Hij had een door de drank aangewakkerde storm in zijn hoofd en al juttende over zijn gedachtenstrand, raapte hij een aantal geschikte woorden op en wilde me waarschijnlijk om een bijdrage vragen om z’n dorst te lessen, toen juist op dát moment Pien, de slanke oudere balletdanseres kwam aangelopen. Ze is in staat om mannen een tweede jeugd vol late jongensdromen te geven. Maar ze is altijd alleen. Pien had de drankbak waarschijnlijk al gezien, want met een boog gelijk een bierbuikje liep ze om hem heen. Ik grijnsde. Dat had ze soepeltjes opgelost. De man keek haar met open mond en met een open hand, die klaar voor de bijdrage was uitgestrekt, aan.

Pien verdween kwiek in het steegje waar ze woont. Ze heeft alles mee en slalomt gemakkelijk door het leven. Niet in de laatste plaats omdat ze haar hoofd mee heeft, waarop een aantal zeer beminnelijke gelaatstrekken staan.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant