Afbeelding
Jan Oberink

Minister Piet Adema bezoekt Nationaal Onderduikmuseum Aalten

Algemeen

AALTEN - In de aanloop naar 4 en 5 mei, en in het kader van 2025 80 jaar Vrijheid, heeft minister Piet Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op maandag 15 april het Nationaal Onderduikmuseum in Aalten bezocht. Met dit bezoek wilde de minister onder andere aandacht besteden aan de onderduikgeschiedenis van Oost-Nederland, de rol die de (boeren)bevolking én de rol die het burgerleger Dutch National Battalion (DNB) speelde bij de bevrijding. Het Canadese leger trok vanaf 15 april 1945 bevrijdend door Nederland en werd daarbij geholpen door dit Dutch National Battalion. Niet veel mensen weten dat een groot deel van deze ‘Canadezen’ feitelijk mensen uit Aalten en omgeving waren. Het museum bereidt een expositie voor over DNB in het kader van 80 jaar vrijheid.

Door Frouke Harmsen en Ed Doppen

Klokslag 11.00 uur kwamen minister Adema samen met burgemeester Stapelkamp aan in de ontvangstruimte van het museum, waar ze werden ontvangen door Gerda Brethouwer en Marijke Verschoor-Boele (directie) en medewerkers en vrijwilligers van het museum. Meteen ontspon zich een levendig gesprek, waarin zowel de minister als burgemeester zich zeer deskundig en betrokken toonden.
De geschiedenis die voorleeft in het museum is levende geschiedenis, en gaat over de verhalen van gewone mensen. Minister Adema hechtte eraan om naast de kritische geluiden die weleens te horen zijn over de rol van de kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog, te wijzen op het krachtige verzet dat juist vaak vanuit de kerk georganiseerd werd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was één op de vijf Aaltenaren helemaal geen Aaltenaar, maar een onderduiker, veelal uit het westen van het land.

Buitengewone rol
De buitengewone rol die met name Aalten speelde in het verzet werd ná de oorlog duidelijk. In het gebouw van de Oosterkerk is een groot glas-in-loodraam te zien dat door steden en groepen mensen uit het westen van het land aan het dorp is geschonken. Tijdens het maken van dit raam werd het steeds groter omdat telkens nieuwe groepen wilden danken voor het bieden van hulp en onderduikmogelijkheden.
Het Onderduikmuseum is een nationaal museum, omdat het niet alleen verhaalt over de rol van Aalten en de Oost-Achterhoek, maar juist ook stil staat bij de rol van het verzet als onderdeel van het landelijke verzetsnetwerk. Het museum is geopend in 2004. Drie historische belangrijke panden werden aan elkaar verbonden. In het gebouw woonden zowel een gezin met kinderen, zaten onderduikers verscholen, én functioneerde bovendien als ‘Ortskommandatur’ van de Duitsers. Veel van de originele inrichting en meubilair zijn intact gebleven zodat de bezoeker daadwerkelijk deze plekken kan bezoeken. Ook de onderduikplaats is in originele staat te zien.
Het verhaal dat verteld wordt, betreft niet alleen Aalten maar heel Oost-Nederland. Van belang daarbij is dat de oorlog in het Oosten langer duurde dan in het Westen, én het feit dat de Duitsers enerzijds onze buren zijn, terwijl Duitsland tegelijkertijd tot 1963 nog als ‘staatsvijand’ werd gezien. Momenteel ontvangt het museum zowel Nederlands als Duitse gasten. Een goede ontwikkeling, die niet als vanzelf ging.
Het museum is nationaal en internationaal, interactief, en gericht op de geschiedenis van gewone mensen. Er is nauwelijks een wapen te zien en er is veel aandacht voor educatie. En hoewel het museum in principe een zware tijd betreft, is het toch ook een leuk museum. Naast gruwelijke incidenten als de kerkrazzia’s is er ook aandacht en ruimte voor het ‘gewone leven uit die tijd’. Het is toch wel bijzonder om plaats te kunnen nemen aan het bureau van de ‘Ortskommandant’, of in een originele keuken uit 1940 te kunnen zitten. Ook kan je in geriefelijke fluwelen zetels naar verhalen luisteren uit originele bakelieten telefoonhoorns.
Ook de minister liet zich meteen verleiden en klom op de herenfiets met dynamo en lampje waarmee men ook bij totale verduistering toch nog kon lezen. De geschiedenis leeft en is recent. Minister Adema vertelde over de rol die zijn vader speelde in het Friese verzet. Hij was lid van de LO, het niet-knokploeg-onderdeel van het verzet. Het herdenkingsschild dat hem uitgereikt was, kwam ter sprake. Toen duidelijk werd dat een dergelijk schildje nog niet in de collectie van het museum zat, beloofde hij zich daarvoor in te spannen. De vader van minister Altena, schuilnaam ‘Kobus’, verdween voor het einde van de oorlog in het verzet, en dook weer op, zittend boven op een Canadese tank tijdens de bevrijding.
Na de lunch vertrok het gezelschap richting de boerderij van de familie Ebbers in Lintelo. Tijdens de oorlog heeft daar onder andere Joop Levy ondergedoken gezeten en zo de oorlog overleefd. Joop Levy had graag bij het bezoek aanwezig willen zijn, maar kon vanwege zijn hoge leeftijd en broze gezondheid de tocht vanuit Amsterdam naar Aalten niet meer maken.
De minister liet zich op de boerderij uitvoerig vertellen over het verhaal van Joop Levy. Boeren waren in die tijd belangrijk voor het verzet en de onderduik. Vaak werden mensen belangeloos opgenomen onder het motto: ‘waar twee kunnen eten, is er ook ruimte voor drie monden’. De vader van Joop Levy was veehandelaar en daarom kende hij de familie Ebbers. In Lintelo wist niemand van onderduikers op de boerderij, alleen de grootvader van de Henk Ebbers, de huidige boer was op de hoogte.
Als jonge jongen van een jaar of 7 was het voor Joop Levy niet altijd makkelijk om stil te zijn. Soms als de kust veilig was dan mocht Joop in de schuur spelen. Dan stopte de vader van Henk Ebbers Joop in een juten zak, gooide deze over zijn schouder en liep zo naar de schuur iets verderop. Daar kon Joop dan heerlijk spelen en zijn energie kwijt. Op de weg terug werd dan hetzelfde spelletje nog een keer gespeeld.
Vlak voor het eind van de oorlog was Joop jarig, maar dit kon natuurlijk niet gevierd worden. En dan bleek hoe groot omvattend het netwerk van het verzet was. Voor zijn verjaardag bracht iemand van het verzet hem een prachtig cadeau: een speelgoedvliegtuig. Het was door zijn neef Jonny en een Russisch piloot gemaakt van een oude houten wc-bril en een sigarenblik. Jonny en de piloot zaten op dat moment bij de familie Geurink in Lichtenvoorde ondergedoken.
Dat het spannend was, blijkt wel dat kort voor de bevrijding het Duitse leger zich terugtrok en met zeventig man op de boerderij werd ingekwartierd. De onderduikers en de Duitse manschappen sliepen praktisch naast elkaar. Joop moest muisstil zijn, want elk klein geluid kon je verraden. De Duitse soldaten moesten regelmatig wachtlopen, en dat was het moment om te zorgen dat er snel eten naar de schuilplaats werd gebracht en de emmer met ontlasting, onder een laag paardenstront, naar beneden werd gebracht.

Oproep
Aan het eind van het bezoek doet de minister nog een oproep voor informatie over het Dutch National Battalion. Volgend jaar is het 80 jaar geleden dan het Dutch National Battalion is opgericht. Op dit moment is het Nationaal Onderduikmuseum in voorbereiding op een expositie over het bataljon, zij hebben al veel informatie gekregen, maar zijn nog altijd op zoek naar nieuwe verhalen en voorwerpen.
Vlak voordat de minister in de auto stapt, geeft hij nog maar eens aan hoe belangrijk het is om goed voor elkaar te blijven zorgen. “Boeren deden het niet omdat ze heldhaftig waren, ze wilden zorgen voor de medemens”, benadrukt Adema. “We hebben de verhalen uit die periode nodig om te begrijpen. Ons heden ligt in het verleden.”

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant