Afbeelding

Column De Buitenstaander: Ies mooie koenst

Opinie

Ik was op bezoek bij mijn huurbaas Rudy Kousbroek, in zijn kunstgalerie. We zaten wat te kletsen over worstelen, oude huizen, schilderkunst én de rosse buurt. Kousbroek was de koning van de Spijkerstraat, ten tijde van de raamprostitutie. Daar herinnert nu niets meer aan. Plots ging de deur open en een Oost-Europees uitziende man in een lange jas kwam binnen en begon in gebroken Duits, direct aan een poging om twee beschilderde doeken te verkopen. Volgens mij was de verf amper opgedroogd. Als een schipper die precies wist hoe hij moest koersen stak hij stralend van wal: ‘Jai, Koenst kopen? Iesse goeie koenst, jij kopen, voor vaif euro! Euh, Vaiftáusend euro. Goeie koenst.’
‘Ik mot dat niet,’ was het kurkdroge antwoord van Kousbroek, die languit in zijn stoel hing alsof hij er met een hooivork was opgegooid. De niet van zijn stuk te brengen koenstverkoper ging zonder een deukje in zijn overtuiging vrolijk door: ‘Hahaha, jai toch goeie koenst zien!? Hier koek, kaiken goed, jai niet kopen voor vaiftousend? Ies écht goeie Koenst.’ Ik keek naar Kousbroek, die het nu stilaan welletjes leek te vinden en aan één blik genoeg had om het enthousiasme van het gezicht van de koenstkoopman te vegen. Daarvoor in de plaats tekenden de aangezichtsspiertjes vrij snel ongeloof rond zijn ogen. Zeer levendige reebruine ogen, waarmee dit charmeoffensief was gestart. Hij verliet de galerie en we zagen hem met de twee schilderijen langs zijn lichaam geklemd de wasserette binnen gaan, schuin tegenover de galerij. Daar zou hij er hooguit vijf euro voor krijgen. Ik kon hem zien staan voor het raam.
Het begon te regenen. Plotseling had de middag iets treurigs, de kleuren grauw van mislukking. Was het mislukt om een slag te slaan, om Kousbroek te verleiden tot een aankoop? Was de koenst mislukt? Voor zover ik het had kunnen waarnemen leek de koenst een beetje op Miró die evenwichtsproblemen tijdens het schilderen had gehad, maar ja, wat weet ik er van? Ieck bin kein échte Koenstkenner he. Ieck weiss nur was ieck schön vindt.
Er wonen een aantal Oost-Europese musici her en der door Arnhem verspreid en die spelen een puik potje muziek. Die kunnen écht wel wat. Als je ze tenminste de kans geeft. Maar meestal spelen ze Paloma Blanca of Tulpen uit Amsterdam. Vanmorgen nog, ik liep bij de Burger King in Arnhem, zag ik twee meiden van een jaar of 17 naar buiten komen met ieder een vioolkoffer in de hand. Vijftig meter verderop zag ik een fantastische violist zitten, onder een afdakje, bij de oude Hema. Ik kon hem al horen spelen. In ganzenmars liepen we in de richting van de muzikant. Ze keken niet eens naar hem, terwijl hij noten speelde waarin alle smart van moeders die hun zonen in zinloze oorlogen waren verloren, te horen was. Dat gevoel heb ik altijd met balkan-muziek. De violist had een prachtige toon. De meiden gaven hem echter geen blik. Ik vond dat verbazingwekkend. De man zelf ook. Onze blikken ontmoetten elkaar en hij knipoogde naar me. Ik gaf hem er eentje terug. Toen zette hij ‘Flight of the bumblebee in’, van Nikolaj Rimsky-Korsakof, en dat deed hij op een nogal krankzinnig tempo en voor zover ik het kon beoordelen, was dát grote koenst …

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant