Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander, Rocco Ostermann

Opinie

Ballenvangers

Ik was in mijn jeugd, volgens velen, een veelbelovende doelman. Op een dag hoorde ik via mijn pa schitterende verhalen over de heldhaftige reddingen van Frans De Munck en Lev Jasjin, twee legendarische sluitposten uit een ver verleden. De Munck was een stilist die in vroeger dagen ‘Seine Brötchen’ in Duitsland verdiende en daar de status van filmster had. Hij had een pikzwarte rock and roll-kuif, keepte ook helemaal in ‘t zwart en had ook nog eens reflexen als die van een duivelse dakhaas. Zijn bijnaam luidde: de zwarte panter.

‘Wauw’, dacht ik, ‘de zwarte panter, stoer man, dat lijkt mij ook wel wat’ en ik dagdroomde in de schoolbanken dat ik, net als de Munck ooit, mijn nagels aan de doelpaal zou krabben, om dan even later in een glorieus momentum, de op mij afgevuurde leren kanons-knikker te fileren. Een week later vroeg ik aan mijn jeugdtrainer of ik ook compleet in ‘t zwart mocht keepen, ‘net als euh, net, als, goh, hoe heet die kerel nou toch ook alweer? Ik wil net als… die… gelaarsde kat!?’ Ik kon er niet opkomen. Later wel, maar toen zei de trainer mild glimlachend tegen mij: ‘Nee Rocco, je moet in ‘t geel keepen, want als de spitsen voor je zich ineens omdraaien om te schieten, dan mikken ze automatisch op een felle flits en dan is de kans groter dat ze je raken. Snappie!?’

‘Euh?,’ Ik snapte toen vooral dat ik dus niet in ‘t zwart zou gaan keepen. 

Toen ik naderhand bij het Graafschap belofteteam onder de lat kwam te staan, ontwikkelde ik wat kleine overeenkomsten met de, volgens vele deskundigen, beste goalie aller tijden, de Rus Lev Jasjin, die ik vanzelfsprekend, net als de eerder genoemde ‘meester van ’t luchtruim’, nooit zélf heb zien zweven. Ik was een redelijke penaltykiller, maar Jasjin heeft tijdens zijn carrière een kleine honderdvijftig(!!) pingels uit zijn doel geranseld. ‘t Mysterie omtrent zijn gave om strafschoppen te stoppen, ontrafelde Jasjin as volgt: (vertaald uit ‘t Russisch) ‘Ik nem altied een peukjen öm rustig te worden en doarnoa een flinke neut öm de musculatuur veur te bereiden.’

Dit klinkt natuurlijk als een typisch sterk staaltje voetbal-latijn uit de oude doos, maar in zijn geval klopte het. Ik vroeg me alleen wél af, of hij dat sigaretje dan op het veld rookte en of hij de fles wodka naast de doelpaal had staan. Ik zélf deed het namelijk de avond er voor, rijkelijk ook en afgezien van ‘t tijdstip van inname, vrees ik dat dát dan ook vooral mijn grootste overeenkomst met de heer Jasjin was. 

Mijn persoonlijke held was de rustige Rus Rinat Dassajev, bijgenaamd ‘Het ijzeren gordijn’. Toen Marco van Basten in de finale van het EK ’88 zijn wondergoal maakte tegen Dassajev, waren mijn twee toenmalige helden verenigd en vereeuwigd in dát ene moment. Dassajev boog slechts voor onhoudbare ballen en van Basten wás onhoudbaar en zijn boogvolley óók. 

Maar mijn allergrootste voorbeeld was Bennie Nijenkamp, de revolverheld onder de keepers. Hij keepte sneller dan zijn schaduw. Vanaf vijf meter kopte de tegenstander dan loeihard de bal op de goal en Bennie, de reflexkoning, gooide zijn hele lijf de lucht in, sloeg de bal er uit en landde achterwaarts én achter de goal weer op zijn best wel dunne beentjes. Zo als ik het zag, kon Bennie bij het Chinese staatscircus. 

Diep van binnen voel ik me nog altijd die ballenvanger...