Gezichten

Dit jaar was ik minder aanwezig in Aalten om de gemeenteraadsverkiezingen te volgen. Dit keer koos ik voor de uitslagenavond in Winterswijk. Vier jaar geleden miste ik die, omdat ik nog steeds niet op twee plaatsen tegelijk kan zijn. We moesten toen wel erg veel geduld hebben voor de einduitslag, want die kwam pas ver na twaalven.

Dat ging dit keer sneller. Van afstand heb ik alles wel gevolgd. Ook de verkiezingsdebatten. Na de campagnes in Aalten en Winterswijk, en soms keek ik nog met een schuin oog naar Oost Gelre, vond ik het na woensdagavond goed geweest. Donderdagmorgen waren de laatste bijdragen voor de krant geschreven en besloot ik minstens drie dragen vrij te nemen. Beetje thuis prutsen, fietsen en foto’s maken van planten die in bloei komen.

Het weer was doorgaans aangenaam, al had ik nog steeds een dikke jas, een muts en wanten nodig. Ik ben een koukleum geworden. Die wind op zaterdag viel ook niet mee. Op weg naar Aalten wel, want toen had ik die in de rug. Op de terugweg naar huis kwam ik er soms bijna door tot stilstand.

Dat was later. Eerst had ik alleen oog voor het landschap, waarin steeds meer kleuren te zien zijn. De stervormige bloemen van speenkruid kleurden over grote oppervlakten slootkantjes geel. Tussen het Klooster en Bredevoort zag ik vaak de witte bloesems van de sleedoorn, na de hazelaar de vroegst bloeiende struik. Langs beken zag ik het roze van groot hoefblad en in tuinen waren nog veel meer kleuren zichtbaar. 

Al snel ontdekte ik een merkwaardig fenomeen. Ik zag dingen, niet zomaar dingen, gezichten. In een bloem van de sleedoorn zag ik opeens een lachende Hans te Lindert. Ik knipperde even met mijn ogen, maar hij bleef zichtbaar en verdween pas toen ik in de blauwe lucht keek. Even later was het stralend middelpunt van speenkruid Margret Rensink en zo ging het door. Een paardenbloem bleek meer dan een verzameling minibloemen te zijn, want had Joop Wikkerink in zijn midden gekregen.

Henk Meerdink verscheen aan me in de noest van een stam van een oude eik. Martin Veldhuizen zag ik terwijl ik naar maartse viooltjes keek en Tobias Holtman zag ik in een trosje blauwe druifjes. Alexander van der Graaff dook ik opeens op tussen de nog altijd bloeiende bosgeelsterren bij Bredevoort en het gezicht van Ted Kok bleek zich thuis te voelen in de stobbe van een net omgezaagde populier. Ze waren niet de laatste oude en nieuwe gemeenteraadsleden die ik zag verschijnen. Henk Rijks zag ik overigens pas op een hoes van een lp in een nieuwe platenzaak in Winterswijk. Daarna was het voorbij.