In de lach schieterijen

Er moest weer eens gekapt worden en ik was onderweg naar het knusse knipsalonnetje. De wind was flink bezig en de vogels vlogen achterstevoren. Plots liep ik vrij dicht achter twee mensen aan. Een platinablonde dame met zeer lange benen, helemaal in het leer en met een bips als een enorm piratenschip in zwaar weer. De dunne man was een kop kleiner en waaide bijna weg. Het haar van de vrouw verroerde zich niet omdat er hoogstwaarschijnlijk een volle bus haarlak in haar lampenkap-kapsel zat. 

De wind stond goed en daardoor hoorde ik ze praten:
'Dat is toch de Eusebio kerk?'
‘Nee.’
'Niet de Eusebio kerk?'
'Nee, da's de Eusebius.'
‘Eusebius?’
'Eusebius ja'
‘Dat was toch een voetballer?’
'Nee, da's dus Eusebio.'
‘Eusebio?’
'Nee, Berry van Aerle '
‘Wie?’
'Die is hier pastoor.'
‘Wie?’
'Eusebio!'
‘Je zei net dat het een voetballer was?’
'Ooooook!'

Ik schoot in de lach, net op het moment dat ik langszij kwam en richting de deur van het barbiertje liep. De man keek me schalks aan en knipoogde naar me. Ik seinde met mijn blik 'grapjas' terug.

Wanneer je zacht praat, betekent dat niet automatisch dat je doof bent... De kapster die de oude zacht sprekende dame een knipbeurt gaf dacht dat wél, want ze tetterde zó hard en overdreven gearticuleerd tegen de dame dat ze met die vocale orkaan de natte witte haren van de mevrouw had kunnen föhnen. Wat de kapster onder meer tetterde was dit; 'Die filmhuisfilms he, dat zijn, als je het mij vraagt, gewoon films die het in de échte bioscoop niet halen en dan kan je ze als het ware in de uitverkoop voor vijf euro zien in het filmhuis.' Ik dacht, hoe verzin je zoiets? De kapster die mij knipte merkte dat ik lichtjes in de lach schoot.  

'Maar ze hebben ook wel andere films toch?' zei de coiffeuse die er bij mij iets van probeerde te maken zachtjes. 'Ik ben er met mijn opa en oma ooit geweest. Eén keer. Dat zijn wel altijd films met heel weinig tekst of niet?'
'Nee hoor,' antwoorde ik glimlachend. 'Soms met weinig tekst, zelfs zonder uitleg, soms iets meer woorden, soms veel woorden en af en toe ook lullen ze aan één stuk door. Net als hier bij jullie.'
Ik draaide me half om en knipoogde naar haar.
'Ooo, nou, dát is een lekker stuk eraf he!,' tetterde de hoofdkapster (want dat was ze) weer. 'Of niet? Echt wel he! Is dat lekker? Dát dacht ik toch. U wilde toch een scheiding van voren?' Heb jij 'm dan meestal van achteren zitten dan?, dacht ik.
'Die Eusebiokerk staat ook al jaren in de steigers he, zou die ooit nog uit de steigers komen?,' zei de hardspreekstalmeesteres weer. De oude dame zei zachtjes: 'Eusebio was een voetballer, de kerk heet Eusebius.'
'Oooooo ééécht?'
Ik schoot behoorlijk hard in de lach en nadat ik met handen en voeten had uitgelegd dat een binnenpretje zich van me meester had gemaakt, zei ik op vrij normaal volume tegen mijn kapster: 'Krijg je op de kappersopleiding ook les in social talk?'
'Jázéééker,' zei de bazin die plots haar grote hoofd enthousiast om het hoekje gooide. Degene die mij knipte zei wat later tegen me dat ze dat zelf helemaal niet had gehad op school. Social talk. 'Ik doe het gewoon op gevoel.'
'Daar ben je ook prima geknipt voor,' antwoordde ik haar. Buiten aangekomen was de wind gaan liggen. Mijn binnenpretjes niet.