Elke en haar grote roze vlinder

Het was een heerlijke lome meidag. Ik had ’t hartslagje van een tevreden schildpad en zat op het zonovergoten gras van het Sonsbeekpark te niksen. Om mij heen zaten er velen ook lekker virtuoos te lanterfanteren. Zen in de zon, heel belangrijk. Het leek alsof we met z'n allen aan het poseren waren, terwijl Renoir ons aan het schilderden was. In mijn hoofd hoorde ik de impressionistische pianoklanken van Claude Debussy ’s Clair de Lune.
Toen mijn maag ietwat begon te knorren stond ik op en liep sloffend het park uit. Een kwartiertje later in de bedrijvige Steenstraat aangekomen, zag ik plots een tot in de puntjes verzorgde vrij knappe, blondharige make up-bruine jonge vrouw voor me lopen. Ze sleurde moeizaam zo'n stewardessenkoffer achter zich aan, waarop een enorme stapel closetpapier balanceerde, genoeg om een half jaar enthousiast te kunnen kakken. Verder torste ze aan elke arm twee glossy Gucci tassen, een overvolle tas met boodschappen én van achteren droeg ze nog een hoogzwangere 'roekzek', zoals de Amerikanen plachten te zeggen.
Was ze een model? Dan zeker een slecht betaald, anders had ze wel een taxi kunnen nemen. Filmster dan dus ook niet. Een zangeres dan misschien? Nee, dat laatste waarschijnlijk ook niet, want toen de toiletrollen er af flikkerden en ik aanstalten maakte (ik liep inmiddels naast haar) om het poeppapier-pakket op te pakken, keek ze me net op dat moment schuintjes aan en zei met een stem als een kalkoen die onder z'n voeten wordt gekieteld én op een volume als een trompet opeen wc: 'JA WAT STOM HE? GIEHIEHIIIIHAARGHJA, IK WEET HET, HIHIHAAAAAHAHARGH. IK WEET IN IEDER GEVAL NU ZEKER DAT IK NIETS VERGETEN BENHAHAHIHHAAAARGHIIIIII.'Áu au, wat een gruwel. Haar razend piepende stembanden deden gewoonweg pijn aan mijn arme oortjes en ik kromp ineen gelijk spinnenpootjes bij een bevlamde aansteker. Toen kwam ze een paar minuutjes later, (ik liep aan de overkant) pal voor de winkel van Piët guitars, mevrouw Elke op het trottoir tegen. Elke is een oudere bewoonster van 'De Herbergier', een instelling voor demente mensen. De meestal zeer kleurig en fleurig geklede Elke, loopt altijd vrolijk door de Spijkerbuurt met een blik in haar oogjes alsof ze zojuist een héle grote oogverblindende roze vlinder heeft gezien. Ze lijkt het diertje alleen uit het oog te zijn verloren, maar ze blijft stug door zoeken. En toen ontmoette de wonderbaarlijk mooie Elke dus het model en Elke wilde haar meteen helpen met het dragen van de tassen en ze stapte, nét ietsje te vlug, récht op de jongedame af. 'NEEEEEEEIIIIIIIIIII,'krasten veertig nagels over een oud schoolbord. 'Iets' kwam van schrik vrij... en ik dacht: 'Meid, wat ben je van binnen een angsthaas. Watskeburt?' Ook Elke leek door het vocale geweld totaal van haar àpropos. Wanneer schoonheid van binnen dan mensen van buitenmooier maakt, angst doet dát zeer zeker niet. Een week later hoorde ik dat Elke nu eindelijk haarvlinder gevonden heeft, maar dat de buurt voortaan een mooi kleurrijk persoon moet missen.