Afbeelding

Lezers schrijven

Opinie

Artikel “Boeren in gesprek met Tweede Kamerlid Derk Boswijk” laat enkele heikele punten die zijn besproken ongenoemd

In De Band van vorige week (di. 1 febr.) wordt verslag gedaan van het bovengenoemde bezoek, op uitnodiging van het CDA in Aalten, de partij waarvan Derk Boswijk de jonge nieuwe woordvoerder is voor Landbouw in de Tweede Kamer. Een apart onderdeel van dit bezoek was een gesprek met lokale politici en geïnteresseerden; men kon ook via een zoom-meeting hieraan deelnemen en ondergetekende was er één van. Het CDA Aalten had de organisatie hiervan prima voor elkaar.

Afgezien van een paar kleine slordigheden bevat het artikel in De Band, naar mijn waarneming, geen aperte onjuistheden. Wel vind ik het spijtig dat er twee - tamelijk saillante – kwesties, die aan de orde gekomen zijn, ongenoemd zijn gebleven in het verhaal in de krant.

Het eerste betreft het bekende stikstofprobleem. Terecht wordt er geschreven dat er eerlijk moet worden gemeten en ook bij andere sectoren (o.a. vliegvelden), maar dat punt was al afgehandeld (Het CDA had, in een eerdere motie hier allang voor gestemd). Het blijft intussen opmerkelijk dat nog geen 2% van onze beroepsbevolking verantwoordelijk is voor een stikstofuitstoot van zeker 42% van het totaal. Hierna kwam een vertegenwoordiger van de LTO met de vraag: “reduceren”?- “hoe?”- “wat”? Boswijk antwoordde hem dat er meer (gedetailleerder)1) moest worden gemeten, maar dat boeren die hieraan hun medewerking wilden verlenen, dan niet geïmiteerd zouden moeten worden door collega’s! Het grootste probleem van de landbouw in ons land, vervolgde Boswijk, is de onderlinge polarisatie in de agrarische sector zelf en die is te wijten aan bepaald ego-gedrag, die de hele sector in een kwaad daglicht stelt. Zo, geen sinecure, deze algemene constatering en dapper dat een CDA politicus dit durft te benoemen.

De tweede kwestie, waarover met geen woord wordt gerept, gaat over een vraag van een deelnemer, via het internet, die luidde of het mogelijk is kringlooplandbouw in Nederland te realiseren zonder beperking van de agrarische export. De voorzitter/presentator de heer Assink las de vraag voor en voegde daar omstandig aan toe hoe groot die export wel niet is, namelijk 104 miljard euro per jaar; hij was wel zo eerlijk hierbij ook de chocolade(export) te vermelden, terwijl de cacaobonen toch echt niet door de boeren hier worden geteeld( ). Hetzelfde geldt overigens voor de grondstoffen bij de bewerking van o.a. koffie, thee en pindakaas, die ook worden meegeteld, en dan kun je er al gauw 30 miljard van die exportwaarde aftrekken, al blijft die dan nog aanzienlijk. Maar goed, nu de vraag in kwestie. Door de neutrale formulering kun je de achterliggende gedachte ervan niet direct peilen. Je kunt twee kanten op: is degene die hem stelt is bang dat de export schade zal leiden, waardoor je die kringlooplandbouw onmogelijk kunt wensen, óf, omgekeerd: is de vraagsteller van mening dat (drastische) beperking van de export onvermijdelijk is om zo de kringlooplandbouw mogelijk te maken? Vanuit die twee tegengestelde invalshoeken gezien vind ik Boswijk ’s antwoord even interessant als cryptisch: “Mooi export, máár. . niet duurzaam”, en hij vervolgt: “Kijk eens naar de schulden die veel boeren met een modaal inkomen hebben bij de Rabobank. . , hun verdienmodel moet beter kunnen. . .”(?); vervolgens nuanceert hij de betekenis van de export(?) en zegt dat een groot deel naar Duitsland (ons directe achterland) uitgevoerd wordt. En ten slotte: “De kringloop binnen Nederland gesloten houden is een illusie.” Boswijk wijst er in dit verband op dat wij onze menselijke urine en ontlasting ook gewoon door het riool weg laten spoelen, en dus onbenut laten(..). Tja, de tijd dat de menselijke fecaliën nog werden opgehaald, om als mest te dienen, ligt ver achter ons. Maar nu de vraag wat Boswijk allemaal hiermee precies wil duidelijk maken? Gezien zijn rol tot nu toe is hij - denk ik - er de man niet naar om alles zoveel mogelijk bij het oude te laten, integendeel. Gelukkig geldt hetzelfde voor steeds meer boeren. En dan bedoel ik die nu nog tamelijk kleine groep van agrariërs die niet langer willen meedoen aan de “race to the bottom” met (bulk)productie voor de (wereld)markt, met veel te lage prijzen, met de hierdoor steeds dwingender eisen van efficiënte bedrijfsvoering, met voortdurende schaalvergroting (en bedreiging van de familiebedrijven), met verdere aantasting van de biodiversiteit en van de bodemvruchtbaarheid (bodemverdichting, door de zware landbouwmachines, al bij 50% van de landbouwgrond!), met aantasting van de kwaliteit van ons oppervlaktewater (o.a. uitspoeling mineralen), met gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen (grote terugloop van de insektenpopulatie) en niet te vergeten, met de aanzienlijke invoer van (eiwitrijk) krachtvoer uit het buitenland (vnl. soja, maisglutenmeel en tapioca, de conventionele veehouderij in ons land is hier veel te afhankelijk van geworden).

Gelukkig zijn er hier in de Achterhoek meerdere agrarische bedrijven aan te wijzen die overgegaan zijn op een biologische, dan wel natuurinclusieve, bedrijfsvoering. Dit biedt hoop. Maar die hoop kan pas werkelijkheid worden indien consumenten zich van dit alles bewust zijn, hun koopgedrag aanpassen en dan ook bereid zijn meer voor hun voedsel te betalen. Ook voor de supermarkten zelf is hier een rol weggelegd.

Nog één keer Boswijk. Hij vertelde dat hij tijdens z’n zomervakantie vorig jaar, in Frankrijk, Oostenrijk en Italië daar ook de supermarkten had bezocht en hij was tot de slotsom gekomen dat die het in die landen beter deden dan hier. Zij prezen namelijk nadrukkelijk hun éigen, landelijke producten aan en dat zouden ze hier ook veel meer moeten doen. Ik vind hem een opmerkelijk positieve politicus die ook niet bang is tegen bepaalde gevestigde belangen in te gaan; zo zouden er, binnen de huidige regeringscoalitie, meer van moeten zijn. 

1) Het meten van stikstofdeposties is gebaseerd op het zogenaamde AERIUS model. Dit voldoet in z’n algemeenheid wel, maar schiet tekort in het concreet meten van neerslag op locaties, aldus prof. Dr. Hordijk e.a. in z’n rapport Meer meten, robuuster rekenen, van 20 juni 2020. 

Jan P. Mudde, Dinxperlo.