De Anderen

Als je in Amsterdam wil parkeren, moet je veel betalen. Daarom is de zondag in deze stad een vreemd-vrolijke dag – op zondag hoef je niks te betalen. Dat is vreemd, alsof dinsdag de liefde op de Oudezijds Achterburgwal gratis is, maar de rest van de week geld kost. Er zijn aan de rand van de stad grote parkeerplaatsen waar je voor 1euro per dag kunt parkeren, maar dan moet je de rest van de dag aantoonbaar met metro of tram reizen. Toen ik op zondagavond de stad inreed ontstond er een noodweer van dien aard dat ik de parkeerplaats niet kon vinden. Dus zette ik de auto op een gastvrije, peperdure plek en viel in slaap. In de nacht droomde ik dat mijn ouders elkaar in 1935 ontmoetten op een schip dat van Rotterdam naar Lissabon voer. In Rotterdam kenden ze elkaar nog niet, in Lissabon besloten ze te trouwen. Dat laatste gebeurde overigens niet, want zij kwam uit een diep katholieke familie, terwijl hij op generaties ongelovigen kon terugzien. Terug in Nederland beschermden haar ouders hun dochter zo effectief dat ze mijn vader nooit meer heeft gezien. Toen ik ’s morgens wakker werd, vroeg ik mij af hoe ik deze droom moest verklaren. Het weer was verbeterd, ik besloot een wandeling door het Beatrixpark te maken.

Daar kwam ik een man en een vrouw tegen die voor het eerst in Amsterdam op bezoek waren. Ik raakte met ze aan de praat en vertelde ze wat ik die nacht gedroomd had. De man bleek een gepromoveerde psycholoog te zijn, die niet opkeek van mijn droom. Zijn uitleg was misschien wel te begrijpen voor vakgenoten, maar ik had er grote moeite mee. Ik ben niet gevoelig voor die toon van zachte gruwelijkheden. Hij was wel vriendelijk en meegaand, ik dacht er niet over hem onheus te bejegenen. Ik wilde ze zelfs uitnodigen voor een maaltijd in een restaurant aan het Scheldeplein waar mijn ouders ook vaak aten. Gelukkig maakte ik die stap niet, ik werd gewaarschuwd door mezelf: het corona-virus had alle eethuizen gesloten. Die nacht ging ik weer in mijn auto slapen, en weer was er een droom. Mijn vader had mij in 1952 een brief geschreven uit een badplaats in Portugal. De laatste zinnen waren:

β€œDe kinderen om ons heen bouwden zandkastelen en de venters stapten over de lichamen heen en boden hun ijsjes te koop aan. We waren net als iedereen, niets onderscheidde ons van de anderen, op die zondagen in augustus.”

Ik vond dit een merkwaardige brief van ouders die mijn ouders in werkelijkheid niet konden zijn.