Minderwaardigheidscomplex

Zaterdag reikte burgemeester Stapelkamp niet alleen een prijs uit, maar sprak hij ook over het zoeken naar identiteit. Dat zoeken is van alle tijden. Daarbij kunnen “helden” uit de vaderlandse geschiedenis een belangrijke rol spelen, zoals zeehelden als Piet Hein (“zijn naam is klein, maar zijn daden benne groot”). Die helden kunnen dan later weer in ongenade vallen, omdat er bij nader inzien misschien ook wel wat op ze is aan te merken.

Intussen ontlenen we allang niet meer onze eigen waarde aan de Gouden Eeuw of de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), hoewel vijftien jaar geleden een minister-president nog vond dat we wat meer van die VOC-mentaliteit konden gebruiken. Tegenwoordig identificeren we ons steeds minder met het land waar we wonen. Soms is er nog een sportprestatie die voor veel samenhorigheid zorgt en dan hebben velen van ons bij het klinken van het volkslied even last van lekkende ogen.

Zelfs in een klein land als het onze speelt de regio waarin we wonen een steeds belangrijker rol bij het zoeken naar een identiteit. We zijn geen Nederlanders meer, maar Achterhoekers, en daarbij horen allerlei bedenkelijke uitingen zoals een eigen vlag en een eigen tv-station. De Achterhoeker is opeens een product, waarop slimme marketing wordt toegepast. Het wordt door velen omarmd. Opeens zijn we zonder de symbolen geen echte Achterhoeker meer. Maar commercie leidt ook tot verwatering, kitsch en onechtheid.

Zoeken naar eigen identiteit waarvoor helden van weleer en symbolen nodig zijn, doet denken aan het borstgeroffel van een gorilla. Uiterlijk vertoon is nodig om te laten zien dat we er zijn en meetellen. Is dat nodig? Waarom altijd dat minderwaardigheidscomplex? Dat uit zich ook door ons te willen spiegelen aan andere streken, die volgens sommigen meer uitstraling hebben. Dat begon enige jaren geleden in de toeristische sector, waar bedacht werd dat de Achterhoek de Toscane van noordelijk Europa is. Ik ben daar nooit geweest, heb er wel beelden van gezien en kwam de regio vaak tegen in romans en verhalen. Ik zie de overeenkomst niet.

De Toscane dook onlangs weer op. Dit keer ging het over eten. De al dan niet traditionele gerechten die overal in de Achterhoek gegeten kunnen worden, moeten beter “vermarkt” (daar hebben we dat woord weer). Ja, er zijn goede restaurants, er zijn goede koks, er zijn mooie gerechten, maar wat heeft dat met de Toscane te maken? Waarom niet Piëmonte of Emilia-Romanga, waar je ook lekker kunt eten. Waarom toch altijd die uitlevering aan de commercie? Alles wordt er door verpest. Wees gewoon jezelf en vertrouw er op dat je met je eigen prestaties ook succesvol kunt zijn en waardering krijgt.