Een nieuw bankje op een vertrouwde plek. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Een nieuw bankje op een vertrouwde plek. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Opnieuw in het Loohuis

Vorig jaar maart zat ik al eens op een bankje in het Loohuis. Dat was echter niet het bankje dat ik op het oog had. Dat stond bij het plasje midden in het bos, maar dat was er op dat moment niet meer. Inmiddels staat op de vertrouwde plek een nieuw bankje. Op de voorganger ervan nam ik al plaats in de jaren 70 van de vorige eeuw. Even aan de rand van de plas zitten en genieten van rust en uitzicht is hier al lang een mogelijkheid.

Plas? Vaak wordt over het Loohuisven gesproken, maar dat ligt op een andere plek in het natuurgebied. Misschien is dit oorspronkelijk ook een ven geweest, maar de plantengroei past al heel lang niet meer bij die van een ven. Met vennen worden ondiepe plassen, die zo nu een droog vallen, in heideterreinen en aan de rand van hoogvenen bedoeld. De bodem was er oorspronkelijk zeer voedselarm en dat is goed te zien aan de plantengroei. Zonnedauw,eenarig wollegras, veenpluis, pijpestrootje en dop- en struikheide groeien in en bij een ven.

Misschien stonden die soorten hier honderd jaar geleden wel. Nu groeien ze alleen bij het “echte” ven verderop, waar je nauwelijks bij kunt komen. Rondom deze plas groeien moeras- en oeverplanten die op veel voedselrijkere omstandigheden wijzen. In het midden van de plas ligt een eiland met veel wilgen en andere struiken. Een moerasbosje mag je het noemen. Dat het water voldoende voedingsstoffen bevat is te zien aan de algengroei.

Algen komen overal voor waar water is, maar als een plas er nagenoeg mee dichtgroeit wijst dat op te veel verstoring. Als er hier geen vogels zwommen zouden de groene algen het water al helemaal bedekt hebben. Maar de vele meerkoeten zijn druk bezig om overal in de groene drab watersporen te trekken. Algenbrekers kun je ze hier noemen. Ook zwemt een moeder kuifeend met vele kleintjes achter zich aan rond. Het hoeveelste legsel zal het al zijn? De eerste jonge eendjes zijn er immers al in maart.

Het is niet voor niets dat eenden en andere vogels zoveel nakomelingen krijgen. Het merendeel overleeft niet. Jonge vogels worden graag gegeten door allerlei andere vogels en zoogdieren, die er een of meer kunnen verschalken. Ook zijn de jongen niet allemaal even sterk, zodat sommige al door ziekte sterven. Wij mensen vinden het wel eens zielig dat veel van die jonge eendjes worden opgegeten. Toch is dat goed. Stel dat alle jonge eendjes volwassen worden, dan zijn er al snel te veel eenden. Moeder eend weet dat dit niet gebeurt en legt daarom voor de zekerheid veel eieren.

Moeder kuifeend met kuikens, en een meerkoet. Foto: Bernhard Harfsterkamp