Henk Houwer. Foto: Bart Kraan
Henk Houwer. Foto: Bart Kraan

'De Duitse militairen waren lang niet allemaal slecht'

AALTEN - In het kader van 75 jaar bevrijding Aalten brengt deze krant een aantal verhalen waarin inwoners van Aalten vertellen over wat ze, uiteraard als kind, hebben meegemaakt tijdens het begin van de Tweede Wereldoorlog voor Nederland op 10 mei 1940, de daaropvolgende Duitse bezetting en de bevrijding van Aalten aan het einde van maart 1945. In dit verhaal gaat Henk Houwer (83) in op zijn belevenissen tijdens de vijf oorlogsjaren.

Door Bart Kraan

Hij heeft het tegenover zijn kinderen en kleinkinderen heel vaak gehad over wat hij tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Die hoorden de verhalen van hun vader en grootvader vaak vol verbazing aan. "Ze konden zich niet inleven in wat zich in die tijd heeft afgespeeld", aldus Henk Houwer, die bij die gelegenheden zijn wederwaardigheden uit de jaren 1940-1945 zo uit de mouw schudde en daarbij geen enkele moeite had om zich de kleinste details te herinneren. Maar toen hij hoorde dat deze krant in het kader van 75 jaar bevrijding Aalten mensen wilde interviewen die de oorlog hadden meegemaakt, besloot hij om zijn informatie aan het papier toe te vertrouwen. "Ik ben altijd wel druk geweest met de oorlog en heb er veel over gelezen en verteld. Toen ik hoorde dat dit (serie in Aalten Vooruit, BK) aan de orde was en het dus wat officiëler werd, heb ik toch maar alles even opgeschreven", aldus Houwer. Dit verhaal is gebaseerd op wat hij over zijn belevenissen in de oorlog heeft genoteerd.

Het eerste wat de familie Houwer, toen woonachtig aan de Dinxperlosestraatweg, van enig oorlogsgevaar merkte, was het versperren van de brug over de Keizersbroek door Nederlandse militairen met betonblokken. Dit om bij een invasie de doorgang van Duitse voertuigen te bemoeilijken. Zijn tweede herinnering was voor hem ingrijpender. "Op de Bocholtseweg stond een grote colonne Duitse militaire wagens. Wij erheen om te kijken. Ik mocht met mijn oudste broer Dick aan de hand mee. We keken onze ogen uit, zulke grote wagens hadden we nog nooit gezien. De invasie was begonnen."

Na de Duitse inval ging het leven in eerste instantie gewoon door, aldus Houwer in zijn aantekeningen. "Maar na verloop van tijd veranderde er van alles. Scholen werden gevorderd, we kregen les in kleinere ruimtes, bijvoorbeeld de consistories bij kerken. In de winter moesten we turf meenemen voor de kachel. Levensmiddelen kwamen op de bon, auto's liepen op een gasgenerator."

Razzia's
En er werden razzia's gehouden. De Duitse bezetters namen mannen van achttien jaar en ouder mee om hen te werk te stellen in de oorlogsindustrie. "Wie niet wilde werken, moest zich verstoppen. Werd je toch gepakt, ging je naar een strafkamp met weinig eten en een smerige behandeling. Wanneer er een razzia kwam, zei mijn moeder tegen de jongste kinderen: 'Jullie naar buiten, een heel eind achter het huis en daar blijven spelen. Een iets ouder buurmeisje moet op ons passen. Toen we daar waren, kwamen opeens de 'zwarten' (Weerafdeling, de in zwarte uniformen geklede ordedienst van de NSB die tijdens de oorlog veelvuldig deelnam aan razzia's, BK) dwars door de beek van achteren op de huizen aan. Wij zagen dat, we renden met z'n allen naar huis en schreeuwden: 'De zwarten komen eraan'."

Onderduikers
Omdat er razzia's werden gehouden om mannen op te pakken voor de Arbeidseinsatz in Duitsland, doken veel mannen van achttien jaar en ouder onder om uit de handen van de bezetter te blijven. Ook bij het gezin Houwer verbleven onderduikers. "Wij hadden een invalide zuster in huis (Riek). Zij moest beneden slapen. In haar slaapkamer werd een opening in de vloer gezaagd, waar een luik in kwam. Er werd zand onder de vloer vandaan gehaald. In de ontstane ruimte konden drie personen worden ondergebracht, twee zwagers (Wim Kraan en Hilbert Kiers, de vrienden van respectievelijk Leis en Mieneke Houwer, BK) en een onderduiker uit Zaandam (Molenaar, BK). Was er een razzia, dan moesten de mannen onder de vloer. Er werd een slaapkamerkleed over het luik gelegd. Riek moest in bed, ze had zogenaamd een besmettelijke ziekte. Het bed werd op het luik gezet. Als de Duitsers binnenkwamen, werd gezegd dat Riek 'tb' had. Dan waren ze snel weer vertrokken."

Ook de Joodse bevolking moest zich verstoppen om uit handen van de Duitse bezetters te blijven en te voorkomen dat ze naar concentratie- en vernietigingskampen werden afgevoerd. "Deze mensen werden allen opgepakt, van heel jong naar oud, en zeer slecht behandeld."

Niet allemaal slecht
Maar Henk Houwer en zijn familieleden hadden niet louter negatieve ervaringen met de Duitse bezetters. "De Duitse militairen waren lang niet allemaal slecht", zo schrijft Houwer, die het moment dat een colonne bij hen voor de deur stond, als voorbeeld noemt. "Wij als jongens waren al snel bevriend met de soldaten. Ik heb toen mijn eerste knäckebröt gegeten, met dikke roomboter en leverworst, gekregen van een Duitse soldaat. Een buurman twee huizen verderop kreeg gratis stroom van een motorwagen van de colonne."

Het leven tijdens de Tweede Wereldoorlog was voor de familie Houwer niet zonder gevaar. Dat kwam hoofdzakelijk uit de lucht, zoals na een bezoek aan de 'melkfabriek' aan de Admiraal De Ruyterstraat waar 'ondermelk' (afgeroomde melk, waarin vrijwel geen melkvet meer zat, en dat werd gebruikt als voer voor bijvoorbeeld varkens; red.) gehaald moest worden. Toen Henk Houwer en een broer van hem op de terugweg langs de toenmalige Mulo liepen, vond boven hen een luchtgevecht plaats. "Het karretje lieten we staan, we verstopten ons onder de coniferen. Mensen die daar woonden, zagen het en namen ons mee naar hun kelder. Ze hielden ons daar tot het gevecht voorbij was. Een heel ingrijpende gebeurtenis."

Ontploffing
Iets wat Houwer ook altijd is bijgebleven, is de explosie vlak bij hun huis. Die vond plaats toen een groot aantal geallieerde vliegtuigen overkwam. Zijn vader zei tegen zijn moeder dat die vanwege het drukke vliegverkeer de kinderen uit bed moest halen. De familie zat net in de keuken toen er een geweldige ontploffing volgde. "Ik zat op een tafeltje mijn sokken aan te trekken. Door de luchtdruk lag ik meteen op de vloer. De carbidlamp ging uit, iedereen schreeuwen. Alle ramen kapot, alle dakpannen van het huis. Gelukkig was niemand gewond. We hoorden de volgende dat er vermoedelijk een V1 was neergekomen, een nieuw wapen van de Duitsers. Wat een chaos."

Schuilkelder
Er werden meteen maatregelen genomen. "Achter het huis werd een schuilkelder gegraven als beveiliging tegen scherven en kogels. We hebben er ook nachten geslapen, met een gezin uit de buurt. Het was wel heel vol, maar ja, hoe anders?", zo schrijft Houwer die tijdens een nacht in de schuilkelder wakker werd van gekriebel in zijn nek. Hij vermoedde dat muizen de oorzaak waren, maar 's morgens kwam hij erachter dat die er niets mee te maken hadden. "De schuilkelder was afgedekt met houten balken met daaroverheen een laag stro en een laag zand. Dat zand was droog en rolde door de kleine gaten in het stro precies bij mij in de nek."

Schaarste
Naarmate de oorlog vorderde, ontstond er steeds meer gebrek aan eten. Met name in het westen van het land was dat het geval. "Veel mensen kwamen op de fiets naar onze streken omdat hier nog wel wat eten was. Daar hebben we nog kennissen aan overgehouden."

Poolse jongen
Vlak voordat voor Aalten en omgeving de oorlog eindigde, kwamen er veel vluchtelingen via Dinxperlo naar Aalten. Op een dag zat de familie Houwer naar de mensenstroom te kijken toen een jongeman vroeg of hij wat water mocht hebben. Zijn moeder nodigde hem uit om iets te komen eten. "Mijn moeder zei: 'Wat is die jongen smerig'. Hij had vaak zijn haren gewassen en nog was hij smerig. Hij is zeker zes tot acht maanden bij ons gebleven."

De jongeman was een Pool: Franciszek Polzyn. Hij kwam afkomstig uit Bydgosczy. Na zijn vertrek uit Aalten is Polzyn, die van de familie Houwer een fiets had meegekregen, per vrachtwagen naar Düsseldorf gebracht. Vanuit Berlijn stuurde hij via het Rode Kruis een kaart. "Dat is het laatste wat we van hem vernomen hebben. Ik heb jaren naar hem gezocht, maar geen contact gehad."

Tijdens de bevrijding werd in de buurt van het huis van de familie Houwer nog kort gevochten. "Bij het Scholtenbos liepen nog enkele Duitsers, die werden beschoten. Wij als bewoners hebben over de Keizersbeek twee balken gelegd voor de mensen die naar de overkant wilden om de Canadezen welkom te heten. Ze wilden graag kippeneieren en wij sigaretten en chocola."

Tegenover het huis van de familie Houwer, aan de derde Broekdijk, verrees een groot legerkamp. "Thuis kregen we inkwartiering van een officier van het Engelse leger. Hij kreeg de voorkamer als kantoor en slaapruimte."

Tegen het einde van de oorlog beleefde Houwer nog een ingrijpende gebeurtenis. Hij, zijn broer Dick en buurjongen Derk gingen vanwege gebrek aan brandhout met een spade op zoek naar hout. Bij de Keizersbeek stond een grote eik die Dick en Derk met veel moeite, net boven het prikkeldraad van het weiland, omver zaagden. "Levensgevaarlijk. Maar de boom viel in het weiland. De hele buurt kwam later met kruiwagens. De boom werd in stukken gezaagd en naar de woonhuizen gebracht. Een groot avontuur en veel dankbare mensen."