Bertha Hoftijzer-Vink met de Yad Vashem-onderscheidingen. Foto: Josée Gruwel
Bertha Hoftijzer-Vink met de Yad Vashem-onderscheidingen. Foto: Josée Gruwel

'Niet een, maar zeventien mensenlevens gered'

Echtpaar Vink ontvangt postuum Yad Vashem-onderscheiding

Door Josée Gruwel

AALTEN/SINDEREN – De boerderij van Herman Vink en Dina Vink-Lammers, aan de Kapelweg 32 in Sinderen, was in de Tweede Wereldoorlog een jaar lang onderduikadres voor het joodse meisje Marianne Klein. Het meisje, inmiddels 83 jaar, bleef haar hele leven dankbaar en wilde die dankbaarheid al jaren geleden tonen door Herman en Dina postuum voor te dragen voor een Yad Vashem-onderscheiding. Maar de vijf kinderen weigerden destijds die erkenning. Hun ouders zagen de hulp aan Marianne immers als naastenliefde en christelijke plicht. Maar Marianne bleef volharden. Woensdag 1 februari ontving de 79-jarige Bertha Hoftijzer-Vink, als enig overgebleven kind van Herman en Dina, de Yad Vashem-onderscheiding 'Rechtvaardigen onder de Volkeren'.

Op de Israëlische ambassade in Den Haag ontmoetten Bertha Hoftijzer-Vink en Marianne Loonstein-Klein elkaar woensdag. Bertha was niet alleen gekomen. Haar man, haar vier zonen, drie schoondochters, vier kleinkinderen en drie achterkleinkinderen waren mee. Ook Marianne was er met haar zonen en familie. Bertha vertelt in haar woning in Aalten: "Het weerzien was bijzonder, de ontvangst door Shari Deira, de medewerkster van de ambassade die veel werk heeft verzet voor Marianne's aanvraag, hartelijk."
Na het welkomstwoord door Aviv Shir-On, de ambassadeur van Israël, hield Wim Vink, de kleinzoon van het geëerde echtpaar, een toespraak waarin hij het levensverhaal van zijn opa en oma memoreerde: twee hardwerkende mensen die hij zag als zorgzaam, vroom en bescheiden, belangstellend en met een luisterend oor. Twee mensen met als motto 'Heb uw naasten lief als u zelf'. Ook noemde de spreker een Joods gezegde: "Wie een mens redt, redt de hele wereld."
"Toen erna twee violisten live muziek uit Schindler's List speelden, kwamen de gedachten over de tijd van toen in volle hevigheid terug," vertelt Bertha. "Wat een risico hebben onze ouders genomen. Daar had ik nooit eerder zo bij stilgestaan. Marianne werd opgenomen alsof het de gewoonste zaak van de wereld was."
Aviv Shir-On reikte aan Bertha het certificaat en de medaille met inscriptie van de namen van haar ouders uit. "Dat was een emotioneel moment, waarna er een gedicht werd voorgelezen door een achterkleinkind van mijn ouders. Er werd gesproken door de zonen van Marianne. Een van hen verduidelijkte het Joodse gezegde, dat mijn ouders niet een mensenleven, maar tot nu toe zeventien levens hadden gered."

Wonderlijk
"Zo'n 25 jaar geleden wilde Marianne onze ouders al graag voordragen voor een onderscheiding," aldus Bertha. "We vonden dat toen eigenlijk ook te laat."
Maar 21 jaar later gebeurde er iets heel bijzonders. In 2013 was er een Vinken-familiereünie. Daar werden videofilms en foto's bekeken waar ook Marianne opstond. Voor de kleinkinderen van Herman en Dina was dit meisje nieuw. Dus vertelde Bertha het verhaal van het negenjarige, joodse meisje dat in augustus 1943 van Amsterdam naar Varsseveld kwam en achter op de fiets bij Hein Legters van Varsseveld naar de boerderij van haar in Sinderen werd gebracht.
Ze heet Marianne Klein, maar haar nieuwe naam in het onderduikadres was Willemien Planken. Tegen de buren en collega's werd verteld dat het meisje een evacué was uit Rotterdam en dat haar huis was gebombardeerd door de Duitsers. "Toen ik dit verhaal vertelde, merkte ik dat de kleinkinderen geïnteresseerd waren in die geschiedenis. We spraken er die dag natuurlijk over. En raad eens wat? Een dag erna, na 21 jaar geen contact te hebben gehad, belde Marianne me op. Zo wonderlijk. We zijn kort erna naar haar toegegaan in Amsterdam, waar ze woonde." Als snel werd duidelijk dat Marianne niet gelooft in toeval. Ze wilde altijd al haar dankbaarheid tonen middels het aanvragen van een erkenning. Maar nu was de tijd er toch echt rijp voor. "Het moment heeft ze aangevoeld. Ik was er toen ook van overtuigd dat er nog een aspect meespeelde, namelijk dat dit verhaal belangrijk is voor het nageslacht. Het moest worden doorgegeven."
Dus zette Marianne vanaf die dag in 2013 alles in werking om haar wens te vervullen.

Het verhaal doorgeven
Herman en Dina Vink hadden vijf kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Het leven van het echtpaar stond in het teken van werken en zorgen. Een van de weinige afleidingen was hun trouwe zondagse kerkgang naar de gereformeerde Keurhorsterkerk in Sinderen. In de kerk zaten ze in die tijd achter Willem Duthler. Hij kwam vanuit de kerk met de vraag om als onderduikadres te fungeren.
Het echtpaar vond dit vanzelfsprekend, het was hun christenplicht. Ondanks dat de familie het niet breed had en ondanks het op de loer liggend gevaar van verraden te worden, werd Marianne liefdevol in het gezin opgenomen. Zij ervoer dat ze welkom was. De boerderij in Sinderen was een fijne plek voor haar, waar ze zich vrij voelde.
Maar na verloop van tijd kreeg een collega van Herman toch argwaan. "Moest het meisje niet eens terug naar Rotterdam?", vroeg hij. Omdat Herman en Dina bang waren dat zij zouden worden verraden, namen ze contact op met Willem Duthler. Die zorgde ervoor dat Marianne in augustus 1944 voor korte tijd logeerde bij de familie Duthler in Varsseveld en vandaar naar de boerderij van de familie Lammers in Heelweg ging. Daar overleefde ze de oorlog.
Na de oorlog ging ze terug naar Amsterdam. Ze pakte haar leven weer op, trouwde en kreeg twee zonen. Sinds een jaar woont ze in een bejaardenhuis in Israël. De namen van het echtpaar Lammers staan al in de muur in Jeruzalem, als gevolg van hun eerdere onderscheiding. Als de namen van Herman en Dina Vink in die muur worden gebeiteld, wil Marianne erbij zijn.