Afbeelding

Column De Buitenstaander: Hoogtevrees, of is het valangst?

Opinie

Ik reed met mijn broertje, ergens bij Lintelo, en in een weide waren werd een luchtballon opgeblazen. 25 potentiële luchtvaartpassagiers stonden er omheen en de voorpret was in volle gang. Ik dacht, nogal dommig, met claustrofobie als inspiratie: ‘die passen toch niet allemaal in zo’n mandje?’
‘Zol i-j daor ingaon?’ vroeg ik aan mijn broertje. ‘Neh, bu-j gek!?’ antwoordde hij direct. ‘Moeder is d’r wel ‘ns in ‘ewest.’ ‘Jao,’ antwoorde ik, ‘die ging in de griezeligste achtbanen en kwam d’r lachend weer uut, terwi-jl öm eur hen bi-j iederene de angstkakke deur de sökke dreef. Wi-j beide hebt hoogtevrees.’
’Jao,’ antwoorde mijn broertje zonder een spoortje twijfel. ‘Of is het valangst?‘ mijmerde ik. Terwijl we keken naar het zich langzaam oprichten van de ballon, dacht ik aan een avond, jaren geleden, waarop ik met mijn vriendin, zittend aan de keukentafel, een reis naar Nepal plande. Voor ons lag een boek open en we keken naar plaatjes van hangbruggen die boven valleien hingen. Het woord ‘gammel’ galmde oorverdovend door mijn hoofd. ‘Maar daar ga ik écht niet overheen hoor!’ stamelde ik. ’Ja, dan kunnen we beter thuis blijven he. Dan is die trekking van ons bij de eerste brug al afgelopen.’ Tsja, dat snapte ik. Het dilemma hield me ‘s nachts uit mijn slaap. Drie maanden later stond ik dus gewoon op zo’n hangbrug en zwierde nog net niet van links naar rechts. Ik was er langzaam aan gewend geraakt.
In vliegtuigen heb ik dat trouwens niet, hoogtevrees. Dat komt, naar men beweert, doordat je geen contact maakt met de grond. Dat zou dan met ballonvaarten ook zo moeten zijn. Dat zal best, maar ik ga dat niet testen. Ik zie me namelijk al, groen en geel uitgeslagen, mijn medepassagiers onderkotsen, want ik ga écht niet over die rand hangen he. Ik kijk wel uit!
Amper een jaar later beklom ik in Mexico een Mayatempel. Dat ik dat durfde, kwam vooral doordat ik er eerst kalmpjes een half uur naar gekeken had, psychologisch bezien de angst had opgezocht, en ik had types (zelfs kinderen) naar boven zien klauteren die bij lange na niet zo fit waren als ik. Van onderen naar boven kijkend líjkt het ook niet zo stijl, of laat ik het anders zeggen, van onderen kan je niet de diepte inkijken. Dat kon ik echter wél, toen ik eenmaal daarboven stond en weer moest afdalen. Mijn benen blokkeerden en mijn buik leek gevuld met tienduizend zoemende mosquitos. De trap was amper een meter breed, er waren ook geen relingen en de vele, bijna twaalf eeuwen oude, tredes waren glad afgeslepen. Zal ik proberen er achterstevoren af te gaan? Met handen en voeten? Maar er leek beneden een magnetisch veld te zijn, dat me naar de zijkanten trok. Jeetje. Misschien was mijn ruggengraat wel van ijzer!? Echt niet! Ik bleef roerloos staan. Mijn hele lijf voelde aan als een verroest Zwitsers zakmes waar geen beweging meer in te krijgen was. Ik hoorde snippers gelach van kinderen. Die moeten mijn angstzweet daar beneden geroken hebben. Ik kan me domweg niet meer herinneren, hoe ik me hieruit heb gered.
Inmiddels was de ballon vliegklaar en een enorme steekvlam kondigde het vertrek aan. Daar gingen ze, met z’n vijven, op een mooie zomeravond boven de Achterhoek. Hoewel mijn sterrenbeeld, tweelingen, een luchtteken is, blijf ik graag met de voetjes aan de grond. In elk opzicht.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit Aalten Vooruit