Afbeelding

Column Buitenstaander: Geschikt

Opinie

Bij de Coop-supermarkt aan de Spijkerlaan zit soms een aardige jongen achter de kassa, die iets weg heeft van een fabeldiertje. Niet slechts omdat hij ultrabeleefd is, maar ook omdat hij een paar ontzettend grote, vriendelijke bambi-ogen heeft met een paar wimpers die op fladderende, vrolijke vlinders lijken. Deze knaap hoeft geen beleefdheden van een papiertje op te lezen, maar heeft dit allemaal van zichzelf op zijn repertoire. Ja, bij deze knullemans vinken we zonder aarzelen ‘geschikt’ aan en dat kan je lang niet van al die andere kruideniershulpjes zeggen.
Zijn collega’s nemen hem niet helemaal voor vol. Dat kan je wel merken, hij komt ook wel een beetje ‘simpel’ over. In combinatie met zijn bijna hilarisch hoffelijke manieren, kun je je dat inderdaad ook wel een ietsje indenken.
Wanneer een oude wat hulpeloze oma bezig is om onhandig het muntgeld uit haar portemonnee op te vissen, is hij in staat om ondertussen haar boodschappen al netjes in haar tas te doen.
Hij heeft daar oog voor, een paar grote heldere mooie ogen, zoals ik al zei. Een paar oogjes als in Japanse tekenfilms.
Soms heeft hij een ‘oortje’ in, net zo als beveiligers dat tegenwoordig hebben. In ieder geval hier in Arnhem. In de Achterhoek heb ik ze nog niet gezien.
Enfin, ik vroeg de jongen vanmorgen voor de grap of het leuke muziek was die hij op had staan. ‘Oh nee hoor, meneer, dat is voor als er lastige klanten zijn of wanneer er ruzie in de winkel is, dan kan ik de baas zo oproepen.’
‘Aha,’ zei ik. ‘Hebben jullie vaak ruzie in de winkel?’ ‘Dat valt wel mee, hoor.’ ‘Kan die baas van je dan karate dan of zo?’ grapte ik wederom lichtjes. Hij antwoorde bloedserieus: ‘Dat weet ik niet, maar zelf zit wél op karate!’ Kijk een aan, zo kom je nog eens wat te weten, dacht ik. Ik groette hem en hij zei weer enthousiast: ‘Daag meneer, en ik wens u een fijne dag.’
Ik glimlachte ‘dank je.’
Wat later, zittend in mijn luie stoel, moest ik weer aan hem denken en ik schilderde in mijn hoofd een situatie, waarin die lieve jongen, bij absentie van zijn baas, zijn karate-skills zou moeten demonstreren aan een niet tot rede en rust te brengen agressieve, dronken klant.
‘Maar meneer, rustig toch, als u zó doorgaat, moet ik u toch écht een trap verkopen, hoor, en dat doet best pijn! Maar meneer toch, houd u nu eens op, houd alstublieft op! Oooo, nou, pak aan dan vlerk! Oh meneer, ik zei het u toch? Wat wilt u dán dat ik doe!? Wacht, ik haal even een pleister, die liggen hiernaast. Het is maar bloed, hoor, ja het ziet er lelijker uit dan het is. Wilt u misschien koffie?
Begint u nu alwéér meneer!?’
KRAK!
‘Ooooo nee, meneer, kijk nu toch eens! Uw been hangt helemaal scheef! Ik had u nog zó gewaarschuwd. Oooo, verdorie, wat moet ik nu!?’
Ik prikte het dagdroombelletje maar gauw door, want zelfs in gedachten wil je dát die lieve jongen niet aan doen.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant