Afbeelding

Column Buitenstaander: Niet voor één gat te vangen ( uit ’t dagboek tijdens corona)

Opinie

De mode is een wonderlijke grot waarin de mens zich kan verbergen en een van meest komische dingen die ik de laatste jaren in het modebeeld heb waargenomen, en die ook een blijvertje is gebleken, is wel de spijkerbroek met gaten. Ripped of destroyed jeans worden ze genoemd en ze zijn hot gebleven. Iets dat ik niet verwacht had. In wezen betaal je voor niets, verkocht als vorm. Bij gatenkaas betaal je in ieder geval nog voor het gewicht van dat wat er wel is, maar hier is alles vorm.
Soit. Ik heb zelf nu inmiddels ook wat gaten in mijn broek, dus ik ben best hip, denk ik.
Bij mijn pantalonnetje zijn de gaten er alleen wel op een natuurlijke manier ingekomen, doorgesleten. Ik heb er verder niets mee maar dacht; na ja, hij zit zo lekker he, en ik kan er nu dus gewoon ongestraft mee rond blijven banjeren. Iets dat ik in vroeger dagen zeker niet zou doen. Ik bedoel, ik zie mensen, zelfs op uitvaarten, die een jeans aanhebben die er uitziet alsof ze op een bermbom hebben getrapt. Bij wijze van dan.
Het ding met mij is ook vaak dat ik het dan zelf ook maar écht stretch, die mogelijkheid, zeg maar genoeg gaten laten ontstaan om te kunnen zeggen: dat ding lijkt wel aan flarden geschoten.
Ondertussen weet ik ook: de meest lastige scheur, is het gat dat doorgaans na een tijdje rond mijn scharrelhammetjes, mijn bips ontstaat. Dat ondervond ik gisteren weer eens.
Ik fietste kort voor sluitingstijd door een vrij lege stad en zong vrolijk ‘I’m singin’ in the brain’ (want inmiddels regende het als een malle).
Ik was en route naar de hakkenbar, de schoenmaker des vaderlands, alwaar ik veters wilde kopen om mijn wandelschoenen winter-wandel-klaar te maken.
Wanneer ik van mijn mooie fiets afstap, doe ik dat altijd met een zwierig zijwaarts amazone-achtig sprongetje en nu dus ook. Echter, het puntje van het zadel had zich slinks in het poepgat-gaatje van ‘t pantalonnetje gewurmd, dus toen ik wilde afzwieren, zat het zadel aan, maar bovenal ín, mijn broekie vast en kwam ik na een vrij angstige vlucht op kop tegen een reclamebord terecht.
De hakkenbarman kwam naar buiten om mijn entree-capriooltje eens van dichtbij te inspecteren. Ik was me wezenloos geschrokken.
Toen ik wat later vroeg om lange veters, zei hij grijnzend tegen me: ‘Daar kan je je prima aan ophangen.’ Huh? Hoorde ik dat goed? Doelde hij op mijn kamikaze actie van zoeven? ‘Wat zegt u?’
‘Ja, nou, zonet was er hier een man die zei dat er in Arnhem duizend mensen zouden zijn die op het punt staan zelfmoord te plegen.’ Ik begreep niet wat dát met mij van doen had en ik antwoordde: ‘Ja, maar ik ga juist wandelen omdat dát goed voor ‘t breintje is joh.’
‘Dat kan je waarschijnlijk beter dan fietsen he?,’ zei hij lachend. ‘Ik ben niet voor één gat te vangen hoor, je moet in beweging komen wanneer ‘the blues’ op de deur bonkt.’
Toen ik tien minuten later kletsnat weer thuis was, realiseerde ik me dat ik het eten dat ik bij de Thai had besteld vergeten was op te halen. Zucht.
Dit was typisch zo’n dag waarin ik tot het gaatje zou moeten gaan, om er nog iets van te maken. En dat deed ik...

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant