Afbeelding

Column Buitenstaander: Hee, jij lijkt op …

Opinie

Dat ik stokoude films en foto’s zo mooi vind, heeft te maken met mijn fascinatie voor mijn eigen sterfelijkheid. Maar óók zie ik soms iemand die me sprekend doet denken aan … Diane, of aan Chiem! Je ziet soms in oude zwart-wit documentaires hele families met hun bezittingen door de modder ploegen omdat ze verdreven zijn, en plots zie je een persoon in de camera kijken, en vind je hem sprekend op je stamkroegbaas of de vestigingsmanager van de Jumbo lijken.
Een kleine tien jaar geleden zwalkte ik, onder de rook van Dublin, met wat vrienden rond op een plaatselijke rommelmarkt toen er plots twee enorm uit de kluiten gewassen verkoopsters naar mij begonnen te wijzen en luidkeels bulderden van het lachen. Wat hádden de dartele matrones een lol zeg. En waarom precies? Ik had geen flauw idee. Ik keek nog wat om me heen, of er soms iets koddigs te zien was, maar nee, ze wezen absoluut naar mij. Ze zeiden toen ook: ‘Yes, you hahaha….’
Ze vertelden dat ik precies op hun broer leek, en die kon elk moment terugkomen. Wacht, ze zouden hem wel even bellen. Wederom ging het van zijn ‘hahahahaaaa…’ Wat een plezier kwam er daar zomaar uit die zwaar bewolkte Ierse lucht vallen zeg! Ik wachtte, en reflecteerde een tikkeltje vrolijk gespannen: dat zal me een feest worden, en ik voelde de spiertjes in mijn gezicht, die voor de afdeling ‘stomme verbazing’ verantwoordelijk zijn, zich al schrap zetten. Opeens bleek de broer al een tijdje naast me te staan en dat was ons geen van beiden opgevallen. Zoveel leken we dus op elkaar. Maar iédereen om ons heen vond dus van wel! Verwonderd keken we elkaar aan. We moesten per se samen op de foto. Toen ik mijn ‘dubbelganger’ nog eens wat beter onder de loep nam, bleek dat hij (Paddy was zijn naam, hoe kan ‘t ook anders?) óók nog eens bijna anderhalve kop kleiner was. Hij was op zijn minst dus slechts de Madurodamversie van mij. Maar de luitjes hadden zo’n schik, dat we ons maar rustig hebben laten ‘bekieken’. Helaas is dat komische beeld samen met mijn zoekgeraakte lulijzer in Ierland achtergebleven, ander had ik hier een fotootje kunnen plaatsen van vleesgeworden verbazing.
‘s Avonds keek ik in de spiegel, knipoogde, trok een malle toet en dacht: er is er toch maar één van hè!?
Toen ik weer terug in Nederland was, speelde ik een paar dagen later bij Zum Pitt in Suderwick. Daar vlogen tijdens de toegift de stoppen eruit, en toen trokken we zonder versterking met onze gitaren de zaal in. Dat was hilarisch leuk. We stonden midden tussen de mensen. Toen ik een uurtje of twee later, na alle extase, weer wat grond onder mijn voeten had en bij mijn auto stond, hoorde ik plots iemand in het Duits spreken: ‘Éééééé, du!’ Ik draaide me om. ‘Ééé, écht klasse mann (hik,hik, burp), ééé, sag mal, ...weisst du (hik) ....wie du aussiehst? (hik). Ik hoefde niet eens mijn hersens te pijnigen, want hij gaf het antwoord zelf al: ‘Du (hik) siehst aus, wie...(hik, burp) ...ein seeeeerrhr.. ein...sehr gesunder...(hik).....O o...o...Ózzy Ósborne.

Tekst: Rocco Ostermann

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant