Afbeelding

Column De Buitenstaander: Relativeer in je reet

Opinie

Je kan het niet iedereen naar de zin maken, dat is vrij logisch natuurlijk. Ik weet uit persoonlijke ervaring, dat wanneer je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt, het óf niemand interesseert, men een krans om je schouders hangt, of een vuilnisbak vol vileiniteiten over je uitstort. Dat gold vanzelfsprekend helemaal voor David Bowie, zeker in de eerste helft van de jaren zeventig. Die rock and roll-kameleon joeg met zijn flamboyante verschijning menig smaakpolitieagent met gillende sirene de gordijnen in.
Bowie is een inspiratie voor me en net nadat hij totaal onverwacht was overleden (2016) speelden Wout Kemkens en ik op een Bowie-tribute in Groningen en al zeg ik het zelf, het ging écht bijzonder fijn. ‘t Was een uitverkocht huis en velen verkeerden nog in een staat van rouw en shock.
Tijdens onze nogal afwijkende, enigszins gestripte doch intense, versie van Bowies zwanenzang Blackstar was het muisstil in de zaal en de reacties na afloop waren om in te lijsten. Dus ja, ik was zeer blij. We hadden een risico genomen door het lied niet exact te kopiëren.
Wat later (‘t was inmiddels ver na middernacht) bracht ik, met een grote grijns op m’n bakkes, de gitaren en versterkers naar de auto om de boel weer in te laden, want we hadden nog een uurtje of twee te rijden en het was nogal mistig. Bij de parkeerplek aangekomen, stapten er plots twee dronken, vrolijk ogende mannen op me af en de grootste van de twee, tevens de zatste, die in het bezit was van een groot kaal hoofd, begon enthousiast tegen me te lallen: ‘Hee, man, @^$^@*$ wat wasssh je goed zeg, nie normaal.’ ‘Dank je,’ zei ik breeduit grijnzend, ‘het was inderdaad een mooie avond.’ ‘Nee, maar écht he, (hik) tsszjonge, ik meen het hoor, tering tyfusssgoed waren jullie, wat een vvvette band!’ (er begon me iets te dagen...) ‘Hoe heet dzje, man?’ ‘Rocco.’ ’Iszs dat je échte naam!?’ ‘Ja.’ ‘Nou Rocco, (hik) al heet je ook anderssz, maakt nikssz uit, Bowie heette ook anderszs, maar hee, wat waren jullie goed. Jullie waren veel beter dan die ingetogen lamzak die op het laatst speelde, met nog zo’n gast op een stoel d’r bij.’ Wout en ik dus, wij speelden als laatste.
Ik schoot lichtjes, en daarna zonder door te schakelen meteen gruwelijk in de lach, terwijl zijn kameraad het ook niet meer hield en net als ik onbedaarlijk begon te hinniken en zijn handen voor zijn gezicht sloeg van plaatsvervangende schaamte.
De kanonnezatte kale keek ons om en om bepuzzlet aan. Hij snapte er werkelijk de ballen van en het duurde een kleine eeuwigheid voor het kwartje uiteindelijk viel en nadat hij een korte vloek had laten ontsnappen, sloot hij zich eveneens bulderend van het lachen bij ons aan. Ik dacht dat ik er in bleef.
Hij dacht dus dat ik in de band voor ons had gespeeld, bij dat langharige tuig van mijn vriendjes van The Grand East. Hij vond d’r geen zak aan, prima verder, maar man, wát hebben we gelachen en dat was óók mooi.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant