Afbeelding

Column Buitenstaander: Johnny Cash én Sinterklaas

Opinie

Ergens begin jaren negentig, het was een kraakheldere, steenkoude novemberdag, stond ik Folsom Prison Blues van The Man in Black, Johnny Cash, te zingen in een Winterswijkse winkelstraat. Ik stond pal tegenover de snoepetaria van de fameuze Meneer Jamin. Vaak speelde ik overdag op straat om er ‘s avonds met mijn band Magic Fish op uit te trekken.
De straatmuzikant uithangen deed ik dus vaker, vooral wanneer mijn band te weinig geld in het laatje bracht. Zeg maar ‘On the road-in het rood …’
Wanneer ik een dagje zong op straat was ik er vaak al vroeg en die ochtend had ik toevallig van de plaatselijke zogenaamde (vergeef me ‘t woord, want ze was best aardig) ‘dorpsgek’ Rikie, een pak theebiscuitjes gekregen, met de plechtige woorden; ‘Hier, deze zijn voor jou, want jij bent een arme man!’ Het woordje ‘arme’ zei ze zeer langgerekt waardoor het nogal wat gewicht, alsook komische vitaliteit kreeg.
Maar ze had ‘t goed gezien en ik zal het nooit vergeten. Haar ook niet. Het kietelde mijn hartje.
Net na de middag stond ik daar dus als zo’n ongefortuneerd Charles Dickens-achtig figuur een hillbilly blueslied van Cash te zingen, toen ik plots in de verte wat muzikaal rumoer ontwaarde: ‘Boemfalderaa, deng deng, boem, boemfalderááá,’
De contouren van een Sint Nicolaas-melodie werden lichtjes hoorbaar, en verrek ja: de intocht van The Man in Red was in volle gang. Dat vond ik leuk, maar het had gevolglijk geen enkele zin meer om verder te zingen, dus ik zette mijn gitaar tegen de winkelpui van schoenenzaak Oxener en wachtte.
Het duurde een vijftal minuutjes, tot de Sint en zijn gevolg, inclusief appelschimmel, voor mijn frisse snoet met dito appelwangen en ijspegelneus verschenen.
De goedheiligman zag me staan en begon op zo’n gespeelde, diep ernstige toon, tegen me te spreken: ‘Zo, meneer de straatmuzikant, wil jij dan misschien wel een mooi liedje zingen voor de Sint?
En ik antwoordde gevat en melig, met het profiel van Cash’ stembanden; ‘Sure Nicholas, no problem, here you go.’ Ik pakte mijn gitaar en zette (vrij wild) een steenkolengelse vertaling van Peter Koelewijns hit ‘Kom van dat dak af’, in. ‘COME FROM THAT ROOF OFF!’
Héél flauw, ik weet het.
Maar God, of welke kosmische entiteit daar ook maar verantwoordelijk voor moge zijn, helpt zijn vazallen en straft de anderen meteen.
Tijdens de derde gezongen regel van het refrein, bij de zinsnede ‘this was the last time’, begon zijn paard onrustig te draaien, steigerde een paar keer, draaide nóg wat, terwijl de pieten ‘ho ho ho ruuuustig,’ zeiden, maar het hielp niet, het paard steigerde weer fel en ineens, ‘flap flep flap flap flap flepperdeflep flapflap’, scheet het edele dier me de halve gitaarkoffer vol!
Door extreme situaties zijn mensen vaak diep met elkaar verbonden, maar ik kan jullie verzekeren dat zoiets met humor ook wel het geval is. Met z’n allen, in een winkelstraat, spontaan bruut in de lach schieten, ik kan niet anders zeggen dan dat het gewoonweg, in één woord vurrukkulluk was.
Het was trouwens een mirakel dat de Sint in het zadel was blijven zitten en qua geluk kreeg ik ook nog een portie: De paardenvijgen waren droog en hard waardoor het geld in de koffer nog brandschoon was.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant