De plaat van Heino. Foto: PR
De plaat van Heino. Foto: PR

Column Grenzeloos: Heino heeft me gered

Opinie

Ik herinner me dat, toen mijn pa vroeger mijn kamertje eens wilde gaan behangen, ik hem vroeg of ik iets op het oude muurpapier mocht schrijven.
Ja, dat mocht wel, maar waarom? ‘Nou, gewoon, als er ooit andere mensen hier gaan wonen, en ze trekken het behang er af, dan lezen ze wat ik geschreven heb,’ zei ik enthousiast en pa krabde zich achter een oor en trakteerde me op een blik vol vrolijke vraagtekens.
Nadat ik eens tijdens een zeilvakantie had toegegeven dat ik zijn dure fles whisky had leeggegooid in het Friese Tjeukemeer, omdat ik die fles nodig had voor een flessenpost, werd die expressie ietwat kleuriger, namelijk rood.
Als kind kerfde ik met mijn Winnetou-zakmes in vele bomen mijn naam en dacht: ‘Later, als ik groot ben, dan weet ik dat ik hier ben geweest.’
Het was alsof ik naar de toekomst wilde seinen, naar mijn latere ik. Ik heb tot mijn spijt echter nooit zo’n boom terug gevonden.
Het leek mij ook kicken om in een vuurtoren te wonen en radiocontact te hebben met vreemde zeelui.
Ik bond ook briefjes aan vliegers, die langs het touw tot in de hoogste hemelen omhoog dwarrelden en op een gegeven ogenblik prijkte zo’n vlieger zo hoog aan het firmament dat je nog slechts een heel klein speldenknopje zag, en als de vlieger dan nóg iets hoger stond, nou, dan was hij helemáál foetsie.
Ik had begrepen dat daarboven dus een heleboel gestorven mensen woonden. Ik groette hen maar hoorde natuurlijk nooit iets terug. Het is dan ook geen wonder dat ik Hazes’ ’De Vlieger’ heel goed begrijp.
Ik heb ook een keer iets anders met een briefje geprobeerd. Nadat ik gehoord had dat duiven een gigantisch eind kunnen vliegen en sommigen zelfs ‘postduiven’ worden genoemd én ik even tevoren secondelijm had ontdekt, was het een één-tweetje voor me.
Ik lijm even een briefje aan een pootje van zo’n postduif. Briljant plan. In de til van de buren, tijdens het vangen van zo’n postduif, kwam ik tot het inzicht dat het wellicht toch niet zo’n goed idee was.
Ik was zeker al twee keer hard op mijn muiltje gegaan toen bij de laatste pakpoging het briefje ook nog eens onlosmakelijk aan mijn linker hand bleef kleven. Ik staakte de poging, maar het bleef me frustreren dat ik nóóit antwoord kreeg op een van mijn uitgezonden berichtjes.
Pas nú, na zeker 44 jaar, heb ik tóch eindelijk antwoord gehad op één van mijn zelfgeschreven berichten. Ik moet er wel bij zeggen, dat ik nooit verwacht had überhaupt antwoord te krijgen op deze krabbel, omdat die niet bedoeld was als boodschap, maar ik ben tevreden, ontroerd zelfs.
Want ja, ik heb onlangs een repliekje gekregen op iets wat ik als 12-jarige met een dikke Edding-stift heb gekalkt. Ik wil bij deze Aaltenaar Sander ‘Eppo’ Eppink allerhartelijkst bedanken voor zijn reactie op mijn destijds voor de lol opschreven: ‘Für meinen lieben freund Rocco’, op een plaat van Heino.
‘Hee Rocco, ik heb hier een gesigneerde plaat van Heino gevonden! En jouw naam staat er bij! Ik zal hem voor je bewaren.’ Mijn dag kon niet meer stuk.

(tekst: Rocco Ostermann)

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant