Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander

De puist en de gebalde vuist

Opinie

Ik had als puber een nogal puisterige periode, zeg maar het echte werk. Oké, er zaten er op mijn school ook wel wat bij die een badslippermotief, met van die kleine nopjes, op hun wang hadden, maar ik had grote etterende pus-fonteinen. Ze kleurden mijn pubertijd okergeel in.

Als ik weer eens twee puisten aan weerskanten boven aan mijn neusje had zitten, dan zaten mijn ogen aan de zijkant naast mijn slapen. Zulke joekels! Soms zaten ze ook midden op mijn neus, als zwaailichten. Ik keek er gewoonweg scheel van, alsof ik een vizier op mijn gok had. Sommige gaf ik zelfs bijnamen van Europese bergen. Zelfspot, humorfine om het puberleed wat dragelijker te maken. ‘Lache wenn es nicht zum weinen reicht’ zong de Duitse zanger Herbert Grönemeyer al eens.

En mee-eters? Nou, die had ik ook hoor. Óf ik potverdorie mee-eters had! Ik leek wel de vleesgeworden voedselbank, zoveel mee-eters had ik.

Bij de dorpse drogisterij van tante Emma waren de meest vreemde potjes met obscure smeerseltjes te koop, om van die volvette huidkolonisten af te komen. Vreselijk, niets hielp. Het leek wel of moeder natuur in braille ‘hahahahahaaaa’ op mijn gezicht had geschreven. Ik was in staat om ‘s lands eerste Clearasil-junkie te worden door dat spul ‘s morgens bij wijze van ontbijt te injecteren, als het maar zou hebben geholpen.

Toen kwam een vriendin van mijn moeder op het lumineuze idee om ‘s avonds voor het naar bed gaan kefir op mijn geteisterde tronie te smeren. Kefir is een soort schimmel-yoghurt waar men helende krachten aan toeschrijft. Joajoa, het was in ieder geval spul dat hard werd. Ik zag er elke avond, voor ik in bed stapte, uit als de bassist van de rockgroep KISS, maar dan zonder die zwarte drakenkartels. De andere morgen zag mijn gezicht er dan uit als een ansichtkaart met een gebarsten witte woestijnvlakte erop! ‘Groetjes uit de Sahara!’ En dan moest de volgende ochtend die zuivelklei, die teringzooi er ook weer af gekrast worden hè. Maandenlang heb ik dat vreemde ritueel ondergaan en het hielp geen ene mallemoer. Dat was psychologisch gezien niet heel bemoedigend voor een jongmensch zoals ik. Vaak keek ik in de spiegel en dan staarde telkens een ietwat hoofdschuddende aardbei me peinzend aan.

Uiteindelijk vond ik zelf de methode, een beetje ruw en onorthodox weliswaar, die nog het meest effectief was. Die ging als volgt: eerst ging ik onder een hete douche mijn puistenkoppie weken. Daarna draaide ik aan de knoppen, zodat de douchekop transformeerde tot een stomend hete waterval. Daarna ging ik er net zo lang onder staan dat ik nog net niet afgevoerd hoefde te worden naar een brandwondencentrum, en dán sloeg ik met mijn gebalde puberknuist de grootste etterbak aan gort. Heel kort, maar vol erop. ‘BAF!’ Daarna weer even stomen, en twee dagen later zag je nog slechts een piepklein rood plekje.

Tsjonge, ik weet het nog goed, wat een tijden en wat een opluchting ook, toen het idee, de oplossing, zich aandiende. Het was er ineens, in een flits, alleen duurde het wel ontiegelijk lang, voordat die flits er uiteindelijk was.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant