Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander

Column De Buitenstaander, Rocco Ostermann

Opinie

’n Wandelingetje

Ik weet niet hoe het in Aalten is, maar in Dinxperlo blijft er van de bossen weinig meer over. ‘t Welinkbos bijvoorbeeld, is zó klein geworden dat het net zo goed naar Madurodam kan worden verscheept. Rondom dat bonsai-bosje, ligt een knekeltuin, een begraafplaats. 

Een jaar of vijf geleden liep ik langs die begraafplaats bij ‘t Welinkbos. Ik was ‘s middags op een receptie geweest, in een studio waar ik wel eens werk. De eigenaar had een nieuwe hobby: bier brouwen. Dat moest natuurlijk eventjes uitgebreid geprobeerd worden en het gerstenat steeg mij al snel behoorlijk naar het hoofd. Na afloop nam ik een taxi naar Dinxperlo en wat later, bij mijn pa, deed ik op mijn oude slaapkamer een tukkie. Toen ik wakker werd had ik bloeddoorlopen ogen en een gruwelijke ‘bulte spiekers in de kop’. Die katers van mij, die zijn niet voor de poes.

Ik zette een pot koffie die zo sterk was dat die zich zelf had kunnen verdedigen en daarna wilde ik eens gaan kijken of De Sander, het vroegere café Takke, open was zodat ik er een vorkje kon gaan prikken. Toen ik daar aankwam liep ik eerst gemoedelijk een rondje door het Welinkbos, om een frisse neus te halen. Dat doe ik graag, een beetje struinen door het bos. Ik zie mezelf dan weer hutten bouwen, indiaantje spelen en ravotten en dan thuis komen met bratsen aan de benen en smerige klamotten. Dan loop ik onder een nostalgische bui en regent het herinneringen.

Ik liep daar dus te dromen en ineens zag ik drie jonge meiden lopen van een jaar of dertien, veertien, die ietwat, nou zeg maar behóórlijk, angstig uit hun hoofdjes keken. Ze kwamen vanuit de richting van de begraafplaats. ’t Was al flink donker. Aangezien ik eigenlijk zelden drink en zeker niet overdag, was ik was nog steeds iets teut en ook wel behoorlijk melig, dus ik groette ze spontaan en bood aan om een stukje mee te lopen. Misschien waren ze dan minder bang, dacht ik. 

’t Leek erop dat ze zich een beetje schaamden en ze hielden elkaar gearmd vast, typisch zoals jonge meiden dat vaak doen en vrouwen in het algemeen ook wel. Misschien waren ze ook wel een beetje bang voor mij: ‘n vreemde oudere kerel, met lange haren, met bloeddoorlopen ogen in z’n kop, die hun óók nog aansprak! Maar ach, het viel allemaal wel mee. ’t Was best gezellig.

Op een gegeven moment zei ik tegen ze: ‘Weet je wat ’t is…? En dat is verder ook helemaal niet raar hoor. Best normaal toch? Zo ’s avonds, in het donker… en dan bij een begraafplaats. Met al die doden…! Vind je ’t gek, dat je een beetje bang bent? Daar krijgt toch ieder mens wel de kriebels van! Of niet dan!?’ 

Ze knikten alle drie een beetje, quasi lacherig, maar keken nou niet bepaald gerustgesteld uit hun ogen. Ik liep ongeveer een meter schuin voor ze uit, toen ik mijn gezicht langzaam naar ze toe draaide en met grote ogen en een uitgestreken gezicht tergend langzaam zei: ‘Ik had dat vroeger... , zélf ook..., toen…, ik…, nog lééfde....’

Ooooooo, je had die koppies moeten zien! Toen er eentje gruwelijk hard begon te gillen, schoot ik zelf zó ontzettend hard in de lach, dat het allemaal alleen nog maar erger werd.

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant