Afbeelding

Onlandse tijdingen

Onlandse tijdingen

Hij is jong en knap 

6,77 meter meet bij Zutphen de waterstand in de IJssel.
Dat is hoog - de nieuwe betonnen trappen aan de kade zijn op één tree na helemaal in het bruine water verzonken - hoog, maar niet extreem.
De rivier maakt gebruik van zijn uiterwaarden, zijn brede bed.
Op de oude brug moet het verkeer soms langer wachten.
Dan gaat de hef omhoog om schepen te laten passeren, schepen die op hun beurt even moeten wachten, in een file van drie of vier, omdat treinen weer voorrang hebben op schepen.
Ik stond naar zo’n scheepsfile te kijken, op de kade waar het hoge water tegen de rand likte. De zon stond aan de hemel, niet hoog, want het is januari, en er dreven wolkenflarden voorbij.
Het licht maakte vonkjes op de rivier, hij oogde warmer dan hij was.
Ik heb hem, de rivier bedoel ik, in meerdere gedaanten voorbij zien komen in de jaren die ik in de Hanzestad doorbracht. Hoog, laag, kalm, wild, blauw, grijs en altijd heb ik gedacht: het maakt de IJssel niet uit, het laat hem koud, hij is ouder dan de mensheid.
Een grote misvatting, leerde ik van de televisieversie van Vroege Vogels dat een paar weken geleden aan Zutphen was gewijd.
Daarin vertelde een ecoloog dat de IJssel de jongste rivier van Nederland is, ontstaan zo’n 1500 jaar geleden, toen de Rijn steeds meer water afvoerde en een nieuwe aftakking ontstond richting de Zuiderzee.
De allervroegste bewoners van het Zuidven kenden alleen de Berkel, die uit het oosten komend juist zuidwaarts afboog.
Ik moest dat even verwerken: de IJssel, een jonkie.
Misschien is ie daarom zo knap.
Ofschoon, de vorige zomer oogde hij toch werkelijk uitgemergeld, heel zijn ribbenkast bloot, een flauw doorwaadbaar stroompje, nog geen twee meter diep, je hoefde nauwelijks te kunnen zwemmen.
Maar wat een inspiratiebron is hij.
De IJssel tooit zich met schilderijen van Jan Voerman, gedichten van Ida Gerhardt, podcastverhalen van Wim Eikelboom.
Voor mij is hij de rivier aan het einde van de straat.
Het huis uitlopen, de Groenmarkt voorbij en daar opent zich de wereld.
Na de dicht opeen gebouwde stad, met zijn oude hoge daken en zijn beschutting, spat boven de rivier de ruimte glorieus uiteen, met vrij spel voor licht en wind.
Het is een schitterend, adembenemend contrast.
Ik loop, aangekomen bij het water, het liefst in zuidelijke richting, het licht tegemoet, voorbij de kleine jachthaven tot het punt waar, net achter de dijk maar aan de rivierzijde ervan, een solitaire boom staat, een monumentale populier. Het is alsof de boom de rivier bij zijn nadering van de stad begroet, een baken voor de schippers.
Een volmaakte plek, hij ontroert me telkens weer: de dijk, de boom, het weidse panorama van hemelkoepel, rivier en uiterwaarden. En altijd, altijd weer de ganzen, de huisvogels van de IJssel hier.
Je kunt een stuk de dijk aflopen, of dicht langs het water, en onder de hoge verkeersbrug door, die - och! - de rivier in het geheel niet deert, hij blijft maar knap en mooi en zich elegant in bochten leggen.
Misschien proeft u weemoed in deze regels.
Dat zou kunnen.

Advertenties doorgeplaatst vanuit Aalten Vooruit