
Ode aan de vrijplaatsen
MaatschappijEen klein decennium heb ik in een markant café in Leiden gewerkt. Het was zo’n plek waar iedereen zich thuis voelde: de schrijver en de marktkoopman, de Marokkaanse gemeenschap en de hipster. De eigenaar - type ruwe bolster blanke pit - had er een plek van gemaakt zoals hij zelf: inhoud en kwaliteit voorop (gewoon goede koffie) zonder enige franje of pretentie (geen koekje). Als het geen café was, dan was het een schrijfkamer. Een persoonlijke fotocollectie bedekte de muren, asbakken en kranten vulden de tafels.
Uiterlijk bepaalt natuurlijk niet het karakter (het helpt wel mee) - dat doen vooral de mensen en de sfeer. Mijn oude baas had een neusje voor eigenzinnige types. Niemand liep in de pas en er was geen bedrijfskleding. Er stond een knuffelbeer achter de bar, maar ook een bitsige homo in de keuken die in zijn vrije tijd graag jurken droeg. Er was een Afghaanse scheikundige die als zijn leven net ietsje anders was gelopen waarschijnlijk geradicaliseerd was, en een psycholoog die voor de broodnodige afwisseling twee dagen per week met haar handen werkte.
Bij binnenkomst van je dienst werd je door menig collega begroet met een enthousiaste welkomstzoen op je mond, waar ik als nuchtere Achterhoeker behoorlijk aan moest wennen. Het inwerken bestond niet alleen uit vakkennis opdoen en het leren kennen van collega’s en het op elkaar ingespeeld raken. Zeker zoveel tijd werd uitgetrokken om de gasten te leren kennen en hun bijzondere maniertjes.
Zonder woorden wist je vaak wat de ander nodig had: een ristretto voor de meneer aan de leestafel, een cappuccino met een hartje voor de leraar Latijn. Juist die subtiliteit, het niet nodig hebben van woorden, leek de onderlinge band te verstevigen. Je werd gezien, je werd onthouden, je deed ertoe, je hoorde erbij.
Er was ruimte voor afwijken van de norm, oftewel voor persoonlijke voorkeuren. ‘Een tosti met belegen kaas én komijnekaas? Welja, waarom niet?’ In een verborgen hoekje stonden twee gokkasten die een handjevol vaste gasten trokken, die op hun eigen manier ook onderdeel uitmaakten van de bontgekleurde familie.
Veel oud-collega’s koesteren, net als ik, warme herinneringen aan dat gezamenlijke verleden van die mini-maatschappij waarin veelkleurigheid en jezelf zijn de norm was. Een gezamenlijke appgroep zorgt ervoor dat we elkaar zo nu en dan nog treffen voor een spontaan kopje koffie. Hier en daar komt een uitnodiging voor een verjaardag voorbij. Of een overlijdensbericht. Zoals die van Kees afgelopen vrijdag.
Kees kwam iedere avond. Altijd alleen. Na al die jaren had hij een band opgebouwd met de mensen achter de bar en enkele andere gasten die er kwamen, die vermoedelijk net als hij in de wereld buiten het café niet altijd evenveel aansluiting vonden. Je zag aan Kees dat hij iedere avond thuiskwam. ‘Thuis’ leek voor hem begroet worden door en een praatje maken met de mensen die hem kenden, en precies wisten dat hij zijn pilsje graag dronk uit dat dunne De Koninck-glas dat al jaren uit de handel was, maar speciaal voor hem werd bewaard.
Veel van bovenstaande herinneringen staan in de verleden tijd. Dat is niet alleen omdat ik na negen jaar het café als werkplek verruilde voor een (cultuur)kerk in de Achterhoek. Dat is ook omdat mijn oude baas met pensioen ging en de tent verkocht. Toen niemand onder het personeel het café bleek te kunnen of willen kopen, kwam het in handen van één van de horeca-monopolisten in de stad. En zoals viel te verwachten werd de ziel er vakkundig uit gesloopt. Persoonlijke voorkeuren verdwenen als eerste van de kaart. Gevolgd door een uittocht van collega’s. Daarna moest de fotocollectie eraan geloven. Om het af te maken werd het café grondig verbouwd tot een hippe tent die niet meer te onderscheiden viel van de overige uniform hippe horeca in de stad. De ironie van de one size fits all-plek: voor iedereen, en daardoor voor niemand.
Toen ik Kees’ overlijdensbericht las, vroeg ik me af hoe zijn avonden eruit moesten hebben gezien na het verdwijnen van zijn geliefde plek. Zou hij een nieuw thuis hebben gevonden waarin andere barmensen en gasten hem ’s avonds van gezelschap en een praatje voorzagen? Ik vreesde het ergste.
Iemand met dezelfde achternaam als Kees stuurde me later die vrijdag via Facebook een uitnodiging voor de uitvaart. Ik informeerde of Kees ziek was geweest. ‘Het spijt me je te moeten vertellen dat Kees is overleden aan een maagbloeding. En het spijt me nog meer je te moeten vertellen dat hij na een aantal weken door de politie is gevonden in zijn huis.’ Mijn hart bloedde.
Beseffen we voldoende hoe belangrijk een eigenzinnige stamkroeg is voor onze samenleving? Het is niet alleen de plek waar je op vrijdagmiddag na een week hard werken met collega’s en vrienden een biertje drinkt en de ontspanning inluidt. Het is ook de plek waar buitenbeentjes - die wij ten diepste allemaal zijn - thuiskomen. Het is een plek waar je gewoon even mag zijn zonder een rol te hoeven aannemen. Het is een plek waar je op een paar vierkante meter menselijkheid, dienstbaarheid en de menselijke maat in de praktijk kunt brengen. Het is een plek die mij leerde dat mijn ideale samenleving een veelkleurige vrijplaats is.
Zullen we bij een volgend markant café dat op de tocht staat, het als collectief van dorps- of stadsgenoten behouden voor onszelf en andere paradijsvogels?
Sylvia Heijnen is oprichter van de Koppelkerk - vrijplaats voor kunst en cultuur in Bredevoort en schrijft voor Achterhoek Nieuws over de thema’s cultuur, filosofie en levensbeschouwing.